ECLI:NL:RBDHA:2018:10338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
AWB 18/5485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag voor spiritueel leidster voor bezoek aan Hindutempel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan over de afwijzing van visumaanvragen van drie Indiase verzoekers, waaronder een spiritueel leidster, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekers hadden een voorlopige voorziening aangevraagd na de afwijzing van hun visumaanvragen op 6 juli 2018. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers onvoldoende hebben aangetoond dat het doel van hun verblijf in Nederland, namelijk deelname aan een hindoefestival, niet als werk kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de spiritueel leidster een tewerkstellingsvergunning (twv) nodig heeft voor haar activiteiten in de tempel, en dat deze niet aanwezig was. De verzoekers voerden aan dat de visumaanvraag als toeristisch verblijf was bedoeld, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het voorgaan in de tempel een vorm van werk is, waarvoor een twv vereist is. De voorzieningenrechter wees de verzoeken om een voorlopige voorziening af, omdat de staatssecretaris zich op het standpunt kon stellen dat de aanvragen niet aan de vereisten voldeden. De ouders van de spiritueel leidster, die ook een visum hadden aangevraagd, konden niet los van haar aanvraag worden beoordeeld. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat de verzoekers geen bewijs konden leveren van gelijke gevallen. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. Schaberg, in aanwezigheid van griffier mr. N. Vreede.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 18/5485, 18/5486 en 18/5487
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2018 in de zaak tussen

[verzoekster],

[verzoekers]
,allen van Indiase nationaliteit, verzoekers
(gemachtigde: mr. M. Gavami),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: J. Wieman).

Procesverloop

Bij drie gelijkluidende besluiten van 6 juli 2018 (de primaire besluiten) heeft verweerder de visumaanvragen van verzoekers afgewezen.
Verzoekers hebben tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2018. Verzoekers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Ook was aanwezig [naam], referent. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoekster 1 is [verzoekster], een spiritueel leider uit India (hierna: [verzoekster]). Zij is door de Lord Shiva Hindu Tempel in Amsterdam, waarvan referent voorzitter is, uitgenodigd om naar Nederland te komen om voor te gaan bij feestelijkheden rondom een hindoefestival van eind augustus tot begin september 2018. Zij heeft in dat verband op
21 juni 2018 een visum aangevraagd voor zichzelf en haar ouders, verzoekers 2 en 3, die haar zullen vergezellen.
3. Verweerder heeft alle drie de visa geweigerd omdat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond. Daarnaast kon volgens verweerder het voornemen van verzoekers om het Nederlandse grondgebied vóór het verstrijken van het visum te verlaten niet worden vastgesteld. In het verweerschrift heeft verweerder daaraan toegevoegd dat [verzoekster] een tewerkstellingsvergunning (twv) nodig heeft voor het voorgaan in de tempel en dat ze die niet heeft. Volgens verweerder heeft de Nederlandse vertegenwoordiging in India [verzoekster] op 28 juni 2018 per e-mail geconfronteerd met het ontbreken van een ‘work permit’. [verzoekster] beschikt echter ook nu niet over een twv.
4. Verzoekers hebben aangevoerd dat de visumaanvraag van [verzoekster] ziet op verblijf als toerist en dat daarvoor geen twv vereist is. Het voorgaan in de tempel is, mede vanwege de korte periode, ook niet aan te merken als werk waarvoor een twv vereist is. Verzoekers hebben ook betwist dat [verzoekster] de e-mail van 28 juni 2018 heeft ontvangen. Verzoekers hebben aangetoond dat zij voldoende sociale en economische binding met India hebben, zodat hun terugkeer gewaarborgd is. Volgens verzoekers zijn de primaire besluiten onvoldoende gemotiveerd. Verder hebben verzoekers een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel omdat in 2017 een andere priester wel een visum heeft gekregen voor een bezoek aan de tempel, net als een viertal muzikanten die in oktober van dit jaar naar de tempel zullen komen.
5.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [verzoekster] op het aanvraagformulier heeft aangekruist dat zij voor ‘religious purposes’ naar Nederland komt. Dat staat dus voorop, niet het toeristisch bezoek aan Amsterdam. Dat leest de voorzieningenrechter ook terug in de begeleidende e-mail van [verzoekster] bij haar aanvraag: haar primaire doel is het spreken in de tempel. Daarnaast kijkt ze er ook naar uit om de bezienswaardigheden van Amsterdam te bezoeken.
5.2.
Het spreken in de tempel en het voorgaan bij de festiviteiten is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een vorm van werk, ook als daar niet voor wordt betaald. In zekere zin wordt er trouwens wel voor betaald, want referent betaalt de vliegtickets van verzoekers en de kosten van hun verblijf in Amsterdam. Op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) is het geval van [verzoekster] dan een twv vereist, tenzij sprake is van uitgezonderde werkzaamheden. Artikel 1 van het Besluit uitvoering Wav somt die uitzonderingen op, onder andere het deelnemen aan sportwedstrijden, het werkzaam zijn als artiest en het voeren van zakelijke besprekingen. Het voorgaan als religieus spreker valt daar niet onder. Dat betekent dat [verzoekster] een twv moet hebben voor haar werkzaamheden in de tempel.
5.3
De voorzieningenrechter vindt dat [verzoekster] en referent dit ook hadden moeten onderkennen. Wie een visum aanvraagt, moet zich verdiepen in de regels waaraan moet worden voldaan. Dat is in dit geval dus ook het beschikken over een twv. Natuurlijk is het netjes als de aanvrager daar na de aanvraag nog op wordt gewezen, bijvoorbeeld per e-mail. Ook als die e-mail echter niet verstuurd of ontvangen zou zijn, blijft staan dat het beschikken over een twv een vereiste is waaraan moet worden voldaan. Omdat die twv er niet is, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat [verzoekster] het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf onvoldoende heeft aangetoond. Dat is een weigeringsgrond, dus verweerder mocht de aanvraag van [verzoekster] om die reden afwijzen. De voorzieningenrechter komt dus niet toe aan de vraag of [verzoekster] voldoende sociale en economische binding met India heeft.,
6. De visumaanvragen van de ouders zijn afhankelijk van die van [verzoekster] omdat het doel van hun bezoek is om haar te begeleiden. Omdat verweerder de aanvraag van [verzoekster] mocht afwijzen, geldt hetzelfde voor die van de ouders.
7. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Met betrekking tot de priester in 2017 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hem geen visumverlening voor deze persoon bekend is. Verzoekers hebben geen stukken overgelegd die daarover duidelijkheid konden bieden. Met betrekking tot de musici is geen sprake van een gelijk geval, want zij zijn geen religieuze sprekers.
8. Tot slot is de voorzieningenrechter van oordeel dat de primaire besluiten zijn opgesteld conform het standaardmodel dat is opgenomen in de bijlage bij de Visumcode [1] . Daarnaast bevat het verweerschrift een aanvullende motivering. Voor zover de motivering desondanks onvoldoende zou zijn, kan dit in bezwaar worden hersteld.
9. Op grond van het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier, op 23 augustus 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode.