ECLI:NL:RBDHA:2018:10335
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van CAO-tickets aan defensieambtenaar bij plaatsing in de Verenigde Staten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een defensieambtenaar, eiser, en de Minister van Defensie, thans de Staatssecretaris van Defensie, verweerder. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder waarin zijn bezwaar tegen de toekenning van CAO-tickets werd afgewezen. Eiser had in totaal drie CAO-tickets aangevraagd voor zijn plaatsingen in de Verenigde Staten, maar verweerder stelde dat de tweede functietoewijzing geen nieuwe aanspraak op CAO-tickets met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de letterlijke uitleg van artikel 22, eerste lid, van het Verplaatsingskostenbesluit Defensie (VKBD) impliceert dat er geen nieuwe aanspraak ontstaat wanneer men al in een buiten Europa gelegen land woont. Eiser had eerder al CAO-tickets ontvangen en de rechtbank volgde de vaste gedragslijn van verweerder dat de plaatsingstermijnen bij elkaar worden opgeteld. Eiser deed ook een beroep op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat er geen ondubbelzinnige toezegging was gedaan door verweerder. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke situatie was die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.