Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[BV I],
[BV II],
[BV III],
[BV IV],
[BV V],
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 maart 2017 met bijbehorende producties 1 t/m 84;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie met bijbehorende producties 1 t/m 63;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens vermeerdering van eis in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie met bijbehorende producties 85 t/m 97;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie, tevens houdende incidentele vorderingen, tevens akte wijziging eis met bijbehorende producties 64 t//69;
- de conclusie van dupliek in reconventie met bijbehorende producties 111 t/m 112;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van het pleidooi van 4 juni 2018 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten
op uw wens zijn pandrecht en beslag verwerkt”,
een maximum van € 25.000.000,-. De overige vragen zijn door MNB niet beantwoord en MNB heeft, desgevraagd door de notaris, ook geen schriftelijke verklaring van [BV VI] aangeleverd op basis waarvan het pandrecht, voor zover nog bestaand, kon worden doorgehaald.
binnen een week (zijnde een redelijker termijn dan de gevorderde termijn) na betekening van dit vonnis aan de notaris en [BV I c.s.] duidelijkheid dient te verschaffen in de vorm van het afleggen richting hen van een van de onder 4.5 genoemde verklaringen (…)[noot rechtbank: verklaringen over het al dan niet bestaan van een pandrecht]
. Dit leidt ertoe dat de voorzieningenrechter niet dit vonnis in de plaats kan laten treden van een leveringsakte, zoals [BV I c.s.] primair hebben gevorderd, maar de notaris dient te gelasten haar ministerie te verlenen aan het verlijden van een leveringsakte, overeenkomstig de tweede concept-akte, zoals subsidiair gevorderd (binnen na te melden redelijker termijn dan gevorderd). Daarbij dient dan echter in plaats van de in die akte opgenomen regeling voor de betaling van de koopsom de hiervoor vermelde voorziening te worden gehanteerd. Nu MNB en [BV VI] in deze procedure niet te kennen hebben gegeven bezwaren te hebben tegen de persoon van de notaris en de notaris zich bereid heeft verklaard haar medewerking te verlenen en heeft verklaard zich te refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een andere notaris aan te wijzen.
3.Het geschil
in conventie
aangaande de juridische en financiële situatie van de Stichting (…)” gelezen dient te worden als “
aangaande de Certificaten N en de juridische en financiële situatie van de Stichting (…)”;
4.De beoordeling
Artikel 7.
€ 122.500.000,-. Deze vorderingen zullen worden afgewezen.
Mocht dat niet op korte termijn lukken dan wenst de rechtbank dat [BV I c.s.] in de door haar te nemen akte nog kort aandacht besteedt aan deze vordering en een standpunt inneemt over de al of niet toewijsbaarheid van deze reconventionele vordering.