In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, eigenaar van een brug, en het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, dat een verzoek om handhaving heeft afgewezen. Eiseres stelde dat het loonwerkbedrijf van derde-partij op het perceel in strijd met het bestemmingsplan opereerde en dat dit schade aan haar brug zou veroorzaken. De rechtbank oordeelde dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat haar brug de enige ontsluiting van het perceel is en zwaar verkeer deze brug gebruikt. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en niet op een draagkrachtige motivering berustte. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij nader onderzoek naar de activiteiten op het perceel moet worden verricht. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht worden vergoed.