Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding met 21 producties
- de conclusie van antwoord met 2 producties
- het tussenvonnis van 5 april 2017 waarbij een comparitie van partijen is bevolen
- het proces-verbaal van comparitie van 11 december 2017.
2.De feiten
Niet hebben wij kunnen vaststellen dat in 1999 sprake is geweest van harde eisen richting wederpartij ten aanzien van het treffen van maatregelen. Wèl kunnen de te nemen maatregelen naar voren zijn gekomen toen het begrip ‘gebruiksvergunning’ (al dan niet naar aanleiding van de brand en/of een verbouwing) onder de aandacht van wederpartij kwam. In dat geval zal verzekerde (brandweer of Bouwen en Wonen) wellicht hebben gesteld, dat voor een dergelijke vergunning ‘die-en-die’ maatregelen zijn vereist.”
3.Het geschil
- een verklaring voor recht dat het mondelinge bevel op 18 augustus 1999 van de heer [Y] om het gehele restaurant van een 60 minuten brandwerende laag aan plafond en wanden te voorzien moet worden aangemerkt als onrechtmatige daad,
- een verklaring voor recht dat deze onrechtmatige daad primair als onrechtmatige daad van de Gemeente heeft te gelden, subsidiair dat de Gemeente op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de schade als gevolg van deze onrechtmatige daad,
- de Gemeente te veroordelen tot vergoeding van de schade ter zake van de als gevolg van de onrechtmatige daad gemaakte kosten voor a) het aanbrengen van de brandwerende maatregelen groot € 53.977,51, b) juridische bijstand ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid en verkrijging van voldoening buiten rechte groot € 26.298,32 en c) eigen werkzaamheden van de heer [B] als directeur van Lemapa ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid en de voldoening buiten rechte groot € 30.442,50,
- een en ander vermeerderd met de wettelijke rente over de schadeposten en veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
4.De beoordeling
3.414,00(2,0 punten × tarief € 1.707,00)