ECLI:NL:RBDHA:2018:10166
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel voor Eritrees kind
Op 23 augustus 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Eritrees kind dat een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel had ingediend. De aanvraag was gedaan door de tante van het kind, die stelde dat zij als pleegouder fungeerde. De rechtbank oordeelde dat de tante niet de verantwoordelijkheid voor het kind had gedragen, aangezien de biologische moeder nog in leven was en er geen bewijs was overgelegd dat de moeder niet in staat was om voor het kind te zorgen. De rechtbank volgde het standpunt van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag had afgewezen omdat er geen feitelijke gezinsband was aangetoond tussen de tante en het kind. De rechtbank concludeerde dat de zorg voor het kind niet volledig door de tante was gedragen en dat er geen documenten waren overgelegd die de voogdij of de omstandigheden van de biologische ouders bevestigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de Staatssecretaris in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken van nareis asiel en de noodzaak om een feitelijke gezinsband aan te tonen, vooral in gevallen van pleegkinderen.