ECLI:NL:RBDHA:2018:10145
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Duitsland gebrekkig zijn en dat hij daar onmenselijk behandeld zou worden. Tijdens de zitting op 14 februari 2018 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de zaak tezamen met een andere zaak behandeld.
De rechtbank overweegt dat Duitsland is aangesloten bij internationale verdragen die de rechten van vluchtelingen waarborgen, en dat er vanuit het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgegaan mag worden dat Duitsland zich aan deze verplichtingen houdt. Eiser heeft echter niet voldoende bewijs geleverd dat er sprake is van systeemfouten in de Duitse asielprocedure die zijn overdracht aan Duitsland onaanvaardbaar zouden maken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om eventuele klachten over de Duitse autoriteiten daar te deponeren, en dat hij niet heeft aangetoond dat hij in Duitsland niet de nodige zorg zou ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.