In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een studentenappartementencomplex. Eiseres, een besloten vennootschap, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 11 januari 2017 een omgevingsvergunning heeft verleend aan vergunninghoudster, een andere besloten vennootschap, voor de bouw van het complex. De rechtbank heeft eerder, op 17 augustus 2017, een tussenuitspraak gedaan waarin zij het college de gelegenheid heeft gegeven om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat er geen alternatieve locaties voor het appartementencomplex zijn en dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit II en geeft het college een termijn van zes weken om een nieuw besluit te nemen, waarbij het college rekening moet houden met de overwegingen uit de tussenuitspraak en deze uitspraak. Het beroep tegen het eerste besluit wordt niet-ontvankelijk verklaard. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het het betaalde griffierecht vergoeden.