ECLI:NL:RBDHA:2017:9984
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde asielaanvraag van Guinese homoseksueel wegens onvoldoende nieuwe elementen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Guinese eiser die een herhaalde aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende. De eiser, geboren in 1995, had eerder op 19 november 2012 een asielaanvraag ingediend die was afgewezen omdat zijn asielrelaas niet geloofwaardig werd geacht, met name zijn homoseksualiteit. De rechtbank had deze eerdere afwijzing in 2013 bevestigd. In zijn nieuwe aanvraag stelde de eiser dat de situatie voor homoseksuelen in Guinee was verslechterd en dat hij vreesde voor vervolging en ernstige discriminatie vanwege zijn seksuele geaardheid. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verklaarde de aanvraag echter niet-ontvankelijk op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de eiser geen nieuwe elementen had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag.
Tijdens de zitting op 15 augustus 2017, waar de eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, werd de zaak behandeld. De rechtbank overwoog dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat de situatie voor homoseksuelen in Guinee zodanig was veranderd dat dit een nieuw element vormde. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat de vrees voor vervolging niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraken en de aangevoerde landeninformatie niet voldoende waren om de aanvraag te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.