ECLI:NL:RBDHA:2017:988

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2017
Publicatiedatum
6 februari 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4970
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omwisseling Duits vakbekwaamheidsdocument voor Nederlandse verklaring van Vakbekwaamheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een beroepschauffeur, eiser, en de directie van de RDW, verweerder. Eiser had verzocht om omwisseling van zijn Duitse vakbekwaamheidsdocument voor een Nederlandse verklaring van Vakbekwaamheid, noodzakelijk voor het besturen van voertuigen in de categorieën C en D. Verweerder weigerde deze omwisseling op basis van artikel 151g, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, omdat eiser niet werkzaam was in het land waar hij het document had behaald. Eiser stelde dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had dat zijn document zou worden omgewisseld, omdat dit ook was gebeurd bij collega’s en dat het aanvraagformulier niet vermeldde dat hij in het buitenland werkzaam moest zijn.

De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking kwam voor de omwisseling. De rechtbank stelde vast dat er geen beleid was dat verweerder verplichtte om in alle gevallen tot omwisseling over te gaan, en dat verweerder in het verleden wel omwisselingen had toegestaan onder vergelijkbare omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking kwam. Eiser kreeg gelijk, en de rechtbank droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook het verzoek om schadevergoeding opnieuw moest worden beoordeeld. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/4970

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. S.J.M. Masselink),
en

de directie van de RDW, verweerder,

(gemachtigde: mr. F.H.G. Frieling en mr. R.M. Kooistra).

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om het buitenlandse vakbekwaamheidsdocument om te wisselen geweigerd.
Bij besluit van 22 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting op 16 november 2016 is geschorst en partijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren.
Eiser heeft bij brief van 1 december 2016 gereageerd. Verweerder heeft bij brief van 15 december 2016 gereageerd.
Nadat partijen schriftelijk toestemming hebben gegeven om zonder een nadere zitting uitspraak te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is beroepschauffeur. Voor het beroepsmatig besturen van een voertuig waarvoor rijbewijscategorie C en D noodzakelijk is, is code 95 op het rijbewijs verplicht. Eiser dient voor die code een nascholingscursus te volgen. Eiser heeft de nascholingscursus in Duitsland gevolgd en er is een vakbekwaamheidsdocument afgegeven. Het in Duitsland behaalde vakbekwaamheidsdocument dient te worden omgewisseld voor een Nederlandse verklaring van Vakbekwaamheid, voordat een rijbewijs met code 95 kan worden aangevraagd.
2 Verweerder handhaaft in bezwaar het besluit om het Duitse vakbekwaamheidsdocument niet om te wisselen voor een verklaring van Vakbekwaamheid, omdat eiser niet werkzaam is in het land alwaar hij het vakbekwaamheidsdocument heeft behaald. Volgens verweerder is er sprake van een dwingendrechtelijke bepaling. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen concrete, ondubbelzinnige toezegging is gedaan door een daartoe bevoegd persoon en dat er geen sprake is van gewijzigd beleid sinds 2016. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat voor zover in het verleden onder gelijke omstandigheden als die van eiser wel een omwisseling heeft plaatsgevonden, dat verweerder aan die foutieve omwisseling niet is gehouden.
3 Eiser stelt dat bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het Duitse vakbekwaamheidsdocument zou worden omgewisseld voor een verklaring van Vakbekwaamheid, omdat dit ook is gebeurd bij collega’s en op het aanvraagformulier ook niet stond dat hij in het buitenland werkzaam moest zijn. Eiser heeft twee besluiten van collega’s overgelegd. Eiser wijst erop dat pas begin 2016 het aanvraagformulier is gewijzigd en sindsdien staat vermeld dat een werkgeversverklaring van de buitenlandse werkgever moet worden overgelegd. Er is volgens eiser sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Tevens stelt eiser dat de hoorplicht is geschonden, omdat hij niet in bezwaar is gehoord. Eiser verzoekt om nadeelcompensatie van € 500,-.
4 De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Verweerder heeft de weigering om eisers Duitse vakbekwaamheidsdocument om te wisselen voor een Nederlandse verklaring van Vakbekwaamheid gebaseerd op artikel 151g, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw).
4.2
Ingevolge artikel 151g, tweede lid, van de Wvw
kaneen bestuurder de nascholing in Nederland volgen indien hij in Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft of in Nederland werkzaam is, dan wel in een andere lidstaat van de Europese Unie indien hij aldaar werkzaam is.
4.3
Anders dan verweerder stelt, is de rechtbank van oordeel dat artikel 151g, tweede lid, van de Wvw niet dwingendrechtelijk geformuleerd is, nu er sprake is van een
kan-bepaling. Dat artikel 9 van Richtlijn 2003/59/EG inzake de vakbekwaamheid van bestuurders geen ruimte lijkt te bieden voor een individuele beoordeling laat onverlet dat de wetgever kennelijk in artikel 151g, tweede lid van de Wvw wèl die ruimte wenst te bieden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat ingevolge de formulering van artikel 151g, tweede lid van de Wvw, verweerder beleidsruimte heeft bij het al dan niet omwisselen van een vakbekwaamheidsdocument voor een verklaring van Vakbekwaamheid.
4.4
Onbestreden is dat verweerder geen beleid heeft opgesteld waarin is bepaald wanneer hij al dan niet tot omwisseling overgaat. De rechtbank overweegt dat bij het ontbreken van beleid het aan verweerder is om in iedere afzonderlijke beslissing een individuele afweging te maken. De rechtbank is van oordeel dat uit het bestreden besluit en het primaire besluit niet blijkt dat verweerder in het geval van eiser een individuele afweging heeft gemaakt.
4.5
Voorts acht de rechtbank van belang dat eiser twee besluiten heeft overgelegd van collega’s, waarbij verweerder wèl tot omwisseling is overgegaan. Verweerder heeft ook niet bestreden dat onder gelijke omstandigheden aan die collega’s een verklaring van Vakbekwaamheid is afgegeven. Het standpunt van verweerder dat in die gevallen in strijd met de wet is gehandeld en dat hij niet gehouden is te persisteren in gemaakte fouten kan niet slagen gezien hetgeen hiervoor is overwogen. Nu verweerder niet heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiser er niet wordt omgewisseld, komt het bestreden besluit vanwege een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking.
4.6
De rechtbank is met inachtneming van het voorgaande van oordeel dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het is aan verweerder om het geconstateerde gebrek op een rechtens houdbare wijze te herstellen. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat verweerder beleidsvrijheid heeft en het aan verweerder is om een individuele afweging te maken vanwege het ontbreken van beleid. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient verweerder ook nogmaals in te gaan op eisers verzoek om schadevergoeding.
5 De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
6 Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt van € 168,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na heden een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 168,- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. B.J. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.