De rechtbank Den Haag heeft op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van zware mishandeling. De verdachte had op 21 februari 2017 in 's-Gravenhage met een tondeuse een snijwond bij het oog van het slachtoffer, [slachtoffer], veroorzaakt. De rechtbank concludeert dat, hoewel de verwonding ernstig was, deze niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd volgens de wet. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, omdat hij met kracht tegen het oog van het slachtoffer had geslagen, wat een aanmerkelijke kans op zwaar letsel met zich meebracht.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wat zijn gedrag ten tijde van het delict beïnvloedde. Op basis van twee Pro Justitia rapporten, waarin werd geconcludeerd dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was, besloot de rechtbank hem niet strafbaar te achten en hem te ontslaan van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan werd de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd, om de kans op herhaling te minimaliseren en de verdachte de nodige behandeling te bieden.
Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank kende een schadevergoeding van € 1.000,00 toe voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente, en legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van één dag bij niet-betaling.