ECLI:NL:RBDHA:2017:9862
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Rechtsongelijkheid in detentieregimes door pilotprojecten binnen de Penitentiaire Inrichting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een gedetineerde, aangeduid als [eiser], en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De eiser, die een gevangenisstraf van achttien jaar ondergaat, heeft zich beklaagd over de rechtsongelijkheid die is ontstaan door de invoering van een pilotproject binnen de Penitentiaire Inrichting (PI) waar hij verblijft. Dit pilotproject, genaamd 'Pilot Zelfredzaamheid', biedt gedetineerden op de afdeling E1 extra vrijheden en privileges, wat volgens de eiser leidt tot ongelijke behandeling van gedetineerden die niet deelnemen aan dit project.
De eiser heeft eerder zijn beklag gedaan bij de beklagcommissie, die zijn klachten ongegrond heeft verklaard. De beroepscommissie heeft deze uitspraak bevestigd. De eiser stelt dat de rechtsgang via de beklag- en beroepscommissie hem onvoldoende rechtsbescherming biedt en vordert dat de Staat wordt veroordeeld om de rechtsongelijkheid te verkleinen. De Staat heeft verweer gevoerd en betoogd dat de eiser niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat de beklag- en beroepsprocedures voldoende waarborgen bieden.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de beklag- en beroepsprocedures inderdaad als voldoende waarborgen kunnen worden beschouwd. De rechter heeft de vordering van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtsgang via de beklag- en beroepscommissie adequaat is geweest. De eiser is veroordeeld in de proceskosten van de Staat, die zijn begroot op € 1.434,--. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van rechtsbescherming voor gedetineerden en de rol van de rechter in het waarborgen van gelijke behandeling binnen detentieregimes.