6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
Verdachte heeft haar ex-vriend op straat met een mes gestoken. Hierbij heeft het slachtoffer verwondingen opgelopen waarmee hij met een ambulance naar het ziekenhuis is gebracht. Er mag van geluk worden gesproken dat het slachtoffer vermoedelijk geen blijvend letsel over zal houden aan het geweld dat op hem is uitgeoefend. Het had immers veel erger kunnen aflopen. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote emotionele impact hebben op slachtoffers en dat zij hier nog lang last van kunnen hebben. Dat dit hier ook het geval is, blijkt wel uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Daarnaast versterken zulke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. In dit geval zijn meerdere mensen geconfronteerd met het geweld. Ter zitting heeft verdachte er geen blijk van gegeven daadwerkelijk de gevolgen van haar handelen in te zien en evenmin heeft zij oprechte spijt betuigd. De rechtbank acht dit alles zeer zorgelijk.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 30 januari 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder veroordeeld is.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft, naast de ernst van het feit, rekening gehouden met de persoon van verdachte, zoals daarvan blijkt uit het dossier, de aangaande haar persoon opgemaakte rapportages en hetgeen tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een Pro Justitia-rapportage d.d. 27 mei 2016 en een aanvulling op het psychologisch onderzoek d.d. 21 juni 2016, beide opgemaakt door I.I. Schultze, psycholoog.
Uit het rapport en de aanvulling van de psycholoog komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van afhankelijkheid van speed in kortdurende volledige remissie, een partner-relatieprobleem en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Onduidelijk is of volledig wordt voldaan aan de criteria voor het stellen van de diagnose van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast wordt de diagnose van alcoholafhankelijkheid en van stemmingsstoornis of aanpassingsstoornis uitgesteld. Verder zijn er aanwijzingen voor een (zich ontwikkelende) afhankelijkheid van alcohol. Verdachte nuttigde twee flessen wijn per dag, maar zou dit inmiddels hebben gereduceerd tot (minimaal) twee glazen wijn per dag. Bij verdachte is waarschijnlijk op basis van de borderline persoonlijkheidsstoornis sprake van een gebrekkige agressie- en impulsregulatie en zij heeft te kampen met een hoge mate van chronische boosheid die zij, zeker bij oplopende druk door relationele en andere spanningen, zoals financiële druk en het doormaken van een levensbedreigende ziekte (borstkanker), onvoldoende kan reguleren.
Daarnaast zijn er aanwijzingen voor stemmingsproblemen met daarbij depressieve klachten en tevens, in iets mindere mate angst- en agorafobische klachten.
Met de geschetste problematiek is te voorzien dat behoefte is aan een langer durende behandeling om de bij haar geconstateerde problematiek op een adequate manier te behandelen en daarmee recidive zoveel mogelijk te voorkomen. Ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek lijkt aangewezen te zijn en dient gericht te zijn op de persoonlijkheidsproblematiek met daarbij de hoge mate van chronische boosheid, de kwetsbaarheid en de gebrekkige agressie- en impulsregulatie, resulterend in relationeel geweld. Er dient aandacht te zijn voor middelenafhankelijkheid en extra steun, structuur en deelname aan en het effect van de behandeling en begeleiding te monitoren in een verplicht reclasseringscontact. Geadviseerd wordt om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank volgt de conclusie van de deskundige en legt die ten grondslag aan haar oordeel. Verdachte wordt daarom verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies d.d.
24 april 2017 betreffende verdachte, opgemaakt en getekend door R. Jespers, reclasseringswerker. Daaruit volgt dat relatieproblematiek, chronische hoge mate van boosheid die verder is toegenomen door langdurig overmatig drugsgebruik, problemen met de agressieregulatie en impulscontrole en geconstateerde borderline persoonlijkheidskenmerken in de onderlinge samenhang hebben geleid tot het onderhavige delict. Het alcoholgebruik van verdachte die dag heeft daarnaast waarschijnlijk ook nog verder ontremmend gewerkt op de toch al gebrekkige agressieregulatie en impulscontrole. Het drugsgebruik van verdachte is (grotendeels) in remissie, maar daarvoor in de plaats heeft verdachte een forse alcoholverslaving ontwikkeld. Mede vanwege de verslavingsproblematiek zijn er ook op andere leefgebieden, waaronder huisvesting, financiën en werk, forse problemen.
Straf
Bij de bepaling van de zwaarte van de straf houdt de rechtbank rekening met de eis van de officier van justitie en hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd. De rechtbank houdt rekening met het feit dat het in casu een poging betreft. Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank slechts een gevangenisstraf van geruime duur passend en geboden. De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van voorwaardelijk opzet. De rechtbank zal, gelet op het feit dat de rechtbank uitgaat van vol opzet in plaats van voorwaardelijk opzet, een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank zal een groot gedeelte daarvan voorwaardelijk opleggen, zowel om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, als om behandeling en begeleiding in het kader van de op te leggen bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat – indien verdachte in een crisissituatie belandt, hetgeen ter beoordeling is aan de zorginstelling waar verdachte de ambulante behandeling ondergaat in samenspraak met de reclassering – zij verplicht is zich eenmaal klinisch te laten opnemen voor de duur van maximaal zeven weken. Deze opname ziet op de bestrijding van de crisis, waarbij de behandeling in dat verband tevens kan zien op detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek.
Voorts zal de rechtbank de opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis bevelen, nu ter terechtzitting genoegzaam is gebleken dat verdachte de aan die schorsing verbonden bijzondere voorwaarden meerdere malen heeft overtreden.