ECLI:NL:RBDHA:2017:9815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
09/819431-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 62-jarige man voor oplichting en diefstal van benzine

Op 30 augustus 2017 heeft de Rechtbank Den Haag een 62-jarige man veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf voor meerdere oplichtingen en diefstallen van benzine. De man had zich herhaaldelijk voorgedaan als een betrouwbare klant bij autobedrijven en tankstations, maar had nooit de geleende voertuigen of de getankte benzine betaald. Hij maakte misbruik van het vertrouwen van de bedrijven door zich voor te doen als iemand die schade had geleden aan zijn eigen auto en die een leenauto nodig had. De rechtbank oordeelde dat de man geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten geen rem op zijn gedrag hadden gehad. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten, waaronder diefstal en oplichting, wettig en overtuigend. De man had in de periode van 3 november 2016 tot en met 9 december 2016 verschillende auto’s geleend en benzine getankt zonder te betalen, wat leidde tot de veroordeling. De rechtbank benadrukte het patroon van oplichting en de schade die hij had veroorzaakt aan de betrokken bedrijven, die op goede trouw vertrouwden op hun klanten. De rechtbank wees ook de vordering van de benadeelde partij af, omdat de verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/819431-16
Datum uitspraak: 30 augustus 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1955 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 maart 2017 (pro forma) en
16 augustus 2017 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Ariese en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. M.G. van Wijk, advocaat te Amsterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 16 augustus 2017 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 3 november 2016 tot en met 5 december 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in elk geval in Nederland opzettelijk een personenauto (Mazda 626, [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten uit hoofde van een (leen)overeenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 26 september 2016 tot en met 21 november 2016 te Amsterdam en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Hillegom, althans telkens in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij in de periode van 24 oktober 2016 tot en met 28 oktober 2016 te Lisse, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het verstrekken van een sleutel voor het gebruik van een kamer in voormelde Bed en Breakfast, door zich voor te doen als een betrouwbare en/of betalende wederpartij;
4.
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 8 december 2016 tot en met 11 december 2016, althans 9 december 2016 te Landsmeer, althans elders in Nederland, opzettelijk een personenauto (Peugeot, [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten uit hoofde van een (leen)overeenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 6 december 2016 te Landsmeer, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 9] heeft bewogen tot afgifte van enig goed, te weten een personenauto (Peugeot, [kenteken 2] ), door zich in strijd met de waarheid voor te doen als betrouwbare en/of betalende wederpartij;
5.
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 2 december 2016 tot 13 december 2016, althans 9 december 2016 te Hoorn, gemeente Hoorn, althans elders in Nederland opzettelijk een personenauto (merk Fiat, kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten uit hoofde van een (leen)overeenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling kan volg, dat
hij op of omstreeks 2 december 2016 te Hoorn, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 11] . en/of [slachtoffer 12] , althans een ander, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een personenauto (FIAT, kenteken [kenteken 3] ), door zich in strijd met de waarheid voor te doen als een betrouwbare en/of betalende wederpartij;
6.
hij in de periode van 5 december 2016 tot en met 9 december 2016 te Landsmeer, gemeente Landsmeer, althans elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten verstrekken van een sleutelbos voor het verblijf in een kamer van deze Bed and Breakfast, door zich voor te doen als een betalende en/of betrouwbare wederpartij;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder
4 primair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5 primair en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1
Ten aanzien van feit 2
Namens [slachtoffer 4] te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, is er door
[aangever 1] aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op 26 september 2016. [2] Die dag heeft verdachte met een Mercedes met kenteken [kenteken 4] voor € 34,91 aan benzine getankt. Deze benzine heeft hij niet betaald; hij heeft een schuldbekentenis ingevuld. [3]
Namens het bedrijf [slachtoffer 5] is er door [aangever 2] aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op 9 november 2016 te Hillegom. [4] Door verdachte is die dag met een Mazda met [kenteken 1] voor € 7,00 aan benzine getankt. Deze benzine heeft hij niet betaald; verdachte heeft een zogeheten doorrijdersregistratie ingevuld. [5]
Namens [slachtoffer 3] is er door [aangever 3] aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op 21 november 2016 te Amsterdam. [6] Verdachte heeft die dag, met voornoemde Mazda, voor € 20,01 aan benzine getankt. Verdachte heeft deze benzine niet betaald; hij heeft een schuldbekentenis ingevuld. [7]
Uit het procesdossier blijkt tevens dat verdachte op 20 september 2016 bij [slachtoffer 15] te Meerkerk en op 23 september 2016 bij [slachtoffer 3] te Amsterdam voor respectievelijk € 30,03 en € 49,99 aan benzine heeft getankt zonder te betalen. Verdachte heeft bij beide tankstations een schuldbekentenis ingevuld. [8] Deze feiten vallen buiten de tenlastegelegde periode.
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting erkend dat hij – in ieder geval in Hoofddorp, Amsterdam en Hillegom – brandstof heeft getankt zonder daarvoor te betalen en daarvoor steeds een schuldbekentenis heeft ingevuld. [9]
Oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening?
De raadsman heeft bepleit dat verdachte niet het oogmerk had om zich de benzine wederrechtelijk toe te eigenen, aangezien hij steeds met goedvinden van de aangevers een schuldbekentenis heeft ondertekend. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Normaal gesproken wordt bij benzinestations in een situatie waarin de klant van plan was de getankte benzine af te rekenen maar daartoe om een of andere reden niet in staat is, de gelegenheid geboden alsnog te betalen en wordt daartoe een schuldbekentenis opgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is van die situatie in het onderhavige geval echter geen sprake geweest.
Uit de hierboven vermelde bewijsmiddelen blijkt immers, dat verdachte in een periode van twee maanden vijf keer benzine heeft getankt zonder deze te betalen. Gelet op deze frequentie in die korte periode – met name in september, toen dit in zes dagen drie keer is voorgekomen – is naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet vol te houden dat in deze gevallen sprake was van een situatie waarin verdachte wel het voornemen had om te betalen, maar dat niet kon. Bovendien blijkt uit niets dat verdachte enige betalingsverplichting is nagekomen of dat hij dit heeft willen doen. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een duidelijk patroon waarbij verdachte telkens tankt terwijl hij klaarblijkelijk niet wenst af te rekenen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte bij het tanken telkens het oogmerk heeft gehad zich de benzine wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit.
3.3.2
Ten aanzien van feiten 1, 4 en 5
[slachtoffer 1]
Op donderdag 3 november 2017 heeft verdachte blijkens de verklaring van aangever [slachtoffer 2] gebeld naar [slachtoffer 1] en verteld dat zijn auto, een Mercedes S- klasse, “in de prak lag” en door de sleper naar het bedrijf gebracht zou worden voor schadeherstel. Verdachte kon echter niet vertellen om welk sleepbedrijf het ging. Op 4 november 2016 heeft hij een personenauto, te weten een Mazda 626 met het [kenteken 1] , bij aangever opgehaald. Verdachte heeft deze leenauto, ondanks herhaald verzoek, niet meer teruggebracht naar aangever. [10]
Verdachte heeft erkend dat hij de Mazda heeft geleend [11] .
[slachtoffer 11]
Op vrijdag 2 december 2016 heeft een man, naar later bleek verdachte, volgens aangever [slachtoffer 12] contact opgenomen met het garagebedrijf [slachtoffer 11] en gevraagd of hij een leenauto kon ophalen. Deze man vertelde dat hij die ochtend “schade had gereden” aan zijn eigen auto, een Mercedes, en dat zijn auto door een bergingsbedrijf naar het bedrijf van aangever zou worden gebracht voor schadeherstel. De man heeft nog diezelfde dag een personenauto, een Fiat Panda met het kenteken [kenteken 3] , opgehaald. De schadeauto werd echter niet gebracht. Op woensdag 7 december 2017 heeft aangever verdachte gebeld en hem gevraagd bij het bedrijf langs te komen. Na dit gesprek bleek verdachte niet langer op het door hem opgegeven telefoonnummer bereikbaar. [12]
Verdachte heeft erkend dat hij de beschikking heeft gehad over voornoemde Fiat [13] .
[slachtoffer 8]
Op dinsdag 6 december 2016 werd [slachtoffer 10] , (mede)eigenaar van [slachtoffer 8] , blijkens zijn aangifte gebeld door een man die zich voorstelde als ‘ [naam 1] .’ De man vertelde [slachtoffer 8] dat hij door een aanrijding schade aan zijn auto had. Hij zei dat zijn auto donderdag of vrijdag bij het bedrijf van [slachtoffer 8] gebracht zou worden en vroeg [slachtoffer 8] of hij die donderdag een leenauto bij hem kon ophalen, want hij had het heel druk. Die donderdag heeft de man, die zich middels een identiteitsbewijs legitimeerde als [verdachte] , een personenauto van het merk Peugeot, kleur zwart, voorzien van het [kenteken 2] , meegekregen. Normaal gesproken wordt een leenauto niet meegegeven voordat de schadeauto is binnengebracht, maar met de “vette klus” van de reparatie in het vooruitzicht heeft [slachtoffer 8] dit toch gedaan. [slachtoffer 8] heeft met de man afgesproken dat zij contact zouden hebben zodra de schadeauto, een Mercedes E-klasse van een jaar oud, binnen kwam. Deze auto werd echter niet gebracht. Op vrijdagmiddag heeft [slachtoffer 8] contact opgenomen met [verdachte] en hem gevraagd naar het nummer van de bergingscentrale. [verdachte] antwoordde daarop dat hij, doordat hij zo van slag was door de aanrijding, dit nummer niet had genoteerd. Op zaterdag heeft [slachtoffer 8] meermalen geprobeerd om in contact te komen met [verdachte] , maar dat is niet gelukt. Uiteindelijk werd hij ’s avonds gebeld door een vrouw (de rechtbank begrijpt: [getuige 1] ) die [slachtoffer 8] vertelde dat [verdachte] was aangehouden. Zij heeft aangever het adres in Lisserbroek gegeven waar de auto stond en waar aangever hem ook heeft aangetroffen. [14]
[getuige 2]
, woonachtig in Lisserbroek en de (ex-)vriendin van verdachte, heeft tegenover de politie verklaard dat verdachte op vrijdag (de rechtbank begrijpt: vrijdag 9 december 2016) naar haar toe was gekomen. Hij reed toen in een Peugeot, terwijl hij in zijn zak de sleutels van een Fiat Panda had zitten. [15] De Fiat Panda, met het kenteken [kenteken 3] en toebehorende aan [slachtoffer 11] Autoherstel B.V., is aangetroffen in Landsmeer in de buurt van een Bed en Breakfast waar verdachte verbleef. De autosleutels die door [getuige 1] aan de politie zijn overhandigd, bleken bij genoemd voertuig te horen. [16]
Conclusie
Uit voornoemde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte in de periode van
4 november 2016 tot en met 6 december 2016 bij drie verschillende autoschadebedrijven auto’s heeft geleend, waarbij hij elke keer heeft verklaard dat hij een auto-ongeluk had gehad of in ieder geval schade aan zijn auto en dat de auto, een Mercedes, voor schadeherstel naar het desbetreffende bedrijf onderweg zou zijn. De schadeauto kwam daar echter nooit aan en verdachte gaf geen verdere informatie over het bergingsbedrijf of de sleper. Vervolgens was verdachte onbereikbaar voor de aangevers en werden de leenauto’s niet geretourneerd.
De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat verdachte in een periode van een maand driemaal een auto-ongeluk heeft gehad. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte verklaard (zo begrijpt de rechtbank) dat het steeds om hetzelfde auto-ongeluk zou gaan. Dit komt echter niet overeen met de verschillende aangiften, aangezien aangever [slachtoffer 12] heeft verklaard dat verdachte heeft verteld dat hij op 2 december 2016 schade heeft gereden, terwijl verdachte al op 3 november 2016 hetzelfde verhaal heeft verteld aan aangever [slachtoffer 2] . Ook overigens heeft verdachte op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken, door middel van het overleggen van bijvoorbeeld papieren van de verzekering, dat er überhaupt een ongeluk heeft plaatsgevonden. Bovendien stelt de rechtbank op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op het moment dat hij contact opnam met aangever [slachtoffer 8] met het verzoek om een leenauto in verband met schade aan zijn eigen auto, al een andere leenauto, te weten de Fiat Panda toebehorende aan [slachtoffer 11] , tot zijn beschikking had.
Het verhaal van verdachte over de schade aan zijn auto en de toezegging om de auto voor schadeherstel naar de aangevers te brengen, dient kennelijk telkens het doel een leenauto te verkrijgen. Door zich tegenover de bewuste autoschadeherstelbedrijven voor te doen als een betrouwbare wederpartij die hen een grote opdracht zou opleveren, heeft verdachte de aangevers bewogen tot afgifte van de verschillende leenauto’s. De rechtbank is daarom van oordeel dat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van de onder feiten 4 primair en 5 primair tenlastegelegde verduisteringen. De onder 4 subsidiair en 5 subsidiair tenlastegelegde feiten acht zij wettig en overtuigend bewezen.
Het voorgaande leidt tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit, nu de gedragingen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet als verduistering kunnen worden gekwalificeerd en de officier van justitie er in dit geval niet voor heeft gekozen de oplichting als subsidiaire variant ten laste te leggen.
3.3.3
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer 5]
Op 3 november 2016 heeft [slachtoffer 7] , eigenaar van restaurant en Bed en Breakfast “ [slachtoffer 5] ” aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft het volgende verklaard.
Op maandag 24 oktober 2016 kwam er een man naar “ [slachtoffer 5] ” die zich voorstelde als “ [verdachte] ” en vertelde dat hij het afgelopen weekend bij een zwaar auto-ongeluk betrokken was geweest en graag een aantal dagen in de B&B zou verblijven zodat hij kon bijkomen. De man vroeg ook of de kosten voor het verblijf “op rekening” konden. Hoewel dit normaal gesproken niet gebeurt, werd er voor de man, vanwege zijn zielige verhaal, een uitzondering gemaakt. De man heeft vervolgens een aantal dagen bij “ [slachtoffer 5] ” gelogeerd, maar de rekening van € 387,01 nooit voldaan. De medewerkster die met de man heeft gesproken (de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) heeft aan de aangever een signalement van ‘ [verdachte] ’ opgegeven. Het zou gaan om een man van tussen de 55 en 60 jaar oud, ongeveer 2 meter lang, met een grof postuur, kort grijzend haar, een snor en een onverzorgd uiterlijk. Daarnaast zou de man met een doorrookte stem en een zwaar Amsterdams accent spreken. [17]
[getuige 3] , werkzaam bij “ [slachtoffer 5] ”, heeft verklaard dat zij de man op de avond van 24 oktober 2016 heeft gezien en hem hoorde vertellen over het auto-ongeluk. Hij zei dat hij een aantal dagen zou moeten wachten voordat zij auto zou zijn gerepareerd. [getuige 3] heeft de man omschreven als een oudere man van boven de 50 jaar, met een fors/dik postuur, ongeveer 1,75-1,80 meter lang en een onverzorgd uiterlijk. Ook viel het haar op dat de man een heel oude en zware stem had. [18]
[getuige 4] , eveneens werkzaam bij “ [slachtoffer 5] ”, heeft ook een signalement van de man gegeven, te weten: rond de 50 jaar oud, ongeveer 1,70-1,80 meter lang, brildragend, met grijs vlassig haar en een beetje kalend, zwaar gebouwd postuur, een beetje dikkig en een onverzorgd uiterlijk. De man sprak vloeiend Nederlands met een Amsterdams accent. [19]
Tijdens een meervoudige fotoconfrontatie twijfelde getuige [getuige 3] tussen de foto van verdachte en een andere foto. Naderhand verklaarde zij dat zij de man op foto nummer 7, verdachte, het meest vond lijken, ook qua bouw. [20]
Conclusie
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte spreekt met een duidelijk Amsterdams accent en een zware stem, die als ‘doorrookt’ kan worden beschreven. Ook het voorkomen van verdachte komt naar het oordeel van de rechtbank overeen met het door de getuigen opgegeven signalement. Bovendien heeft de dader verdachtes achternaam opgegeven en een verhaal verteld over een auto-ongeluk, wat overeenkomt met de modus operandi die verdachte in die tijd hanteerde om leenauto’s los te krijgen (zie de overwegingen bij de feiten 1, 4 en 5).
Gelet op dit alles concludeert de rechtbank dat verdachte de man is die door de getuigen is beschreven en derhalve dat verdachte in de periode van 24 oktober 2016 tot en met
28 oktober 2016 bij [slachtoffer 5] heeft verbleven. Verdachte heeft verzocht om een kamer op rekening en toegezegd dat hij deze bij vertrek zou betalen; zodoende heeft verdachte zich in strijd met de waarheid voorgedaan als een betrouwbare en betalende klant, hetgeen de (vertegenwoordigers van de) aangever heeft bewogen tot afgifte van een kamersleutel. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 3 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.3.4
Ten aanzien van feit 6
Van 5 tot en met 9 december 2016 heeft verdachte verbleven bij [slachtoffer 13] ’ te Landsmeer. Blijkens de aangifte van eigenaar [slachtoffer 14] moest verdachte de kamer op vrijdag 9 december 2016 verlaten in verband met een andere reservering. Verdachte heeft die vrijdagochtend de kamer verlaten en afgesloten. Hij heeft echter niet betaald voor zijn verblijf. Aangever [slachtoffer 14] heeft middels de reservesleutel de kamer betreden en trof daar nog enkele goederen (onder andere kleding) van verdachte aan. [21]
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij een aantal dagen bij B&B De [slachtoffer 14] heeft gelogeerd. [22] Volgens verdachte is aangever [slachtoffer 14] zijn pleegzoon en mocht hij tot en met 31 december 2016 gratis bij de B&B verblijven. Deze verklaring is ter terechtzitting van 16 augustus 2017 ‘uit de lucht komen vallen,’ en is ook overigens hoogst opmerkelijk nu verdachte voor [slachtoffer 14] blijkens diens aangifte een volstrekt vreemde is. [slachtoffer 14] heeft bijvoorbeeld verklaard dat hij de achternaam van verdachte niet kende. Ook overigens mist de verklaring van verdachte elke feitelijke grondslag, nu hij die op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Ook heeft hij niet gevraagd aangever als getuige te laten horen.
Conclusie
Verdachte is over de periode van 5 tot en met 9 december 2016 verplichtingen aangegaan die hij niet is nagekomen. Hij heeft immers niet betaald voor het verblijf in [slachtoffer 13] ’. Uit niets blijkt dat hij op enig moment van plan is geweest zijn verplichtingen na te komen: uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte zelfs maar een poging heeft ondernomen om de rekening te betalen.
Het bezoek aan [slachtoffer 13] heeft bovendien plaatsgevonden in een periode waarin – zoals in dit vonnis is vastgesteld – de navolgende incidenten hebben plaatsgevonden waarbij verdachte verplichtingen is aangegaan die hij nooit heeft willen nakomen dan wel mensen heeft opgelicht; deze incidenten laten naar het oordeel van de rechtbank een duidelijk patroon zien:
  • 20 september 2016 tanken zonder betalen;
  • 23 september 2016 tanken zonder betalen;
  • 26 september 2016 tanken zonder betalen (feit 2)
  • 24-28 oktober 2016 verblijf zonder te betalen bij “ [slachtoffer 5] ” (feit 3)
  • 4 november 2016 Leenauto [slachtoffer 1]
  • 9 november 2016 tanken zonder betalen (feit 2)
  • 21 november 2016 tanken zonder betalen (feit 2)
  • 2 december 2016 Leenauto [slachtoffer 12] (feit 5)
  • 8 december 2016 Leenauto [slachtoffer 8] (feit 4)
Gelet op deze omstandigheden was naar het oordeel van de rechtbank een deugdelijke verklaring van verdachte geboden, te weten: een verklaring waaruit op enige wijze kan worden afgeleid dat verdachte – anders dan bij de andere incidenten – wèl op enig moment daadwerkelijk van plan was [slachtoffer 14] te betalen. Verdachte heeft zo’n verklaring echter niet afgelegd, maar daarentegen slechts gewezen op de omstandigheid dat hij zijn kleren in de Bed & Breakfast heeft laten liggen – hetgeen ontoereikend is – en verklaard dat de eigenaar van Bed & Breakfast [slachtoffer 14] zijn pleegzoon is, een verklaring die – gegeven het dossier en het verhandelde ter terechtzitting – zó vreemd is dat hij alleen maar vragen oproept.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat verdachte ook bij Bed & Breakfast [slachtoffer 14] nooit van plan is geweest om te betalen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 6 tenlastegelegde feit.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
2.
hij op tijdstippen in de periode van 26 september 2016 tot en met 21 november 2016 te Amsterdam en Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en Hillegom, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening telkens heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, toebehorende aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ;
3.
hij in de periode van 24 oktober 2016 tot en met 28 oktober 2016 te Lisse met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten het verstrekken van een sleutel voor het gebruik van een kamer in voormelde Bed en Breakfast, door zich voor te doen als een betrouwbare en betalende wederpartij;
4. subsidiair
hij op 6 december 2016 te Landsmeer, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [slachtoffer 10] heeft bewogen tot afgifte van een personenauto (Peugeot, [kenteken 2] ), door zich in strijd met de waarheid voor te doen als betrouwbare wederpartij;
5. subsidiair
hij op 2 december 2016 te Hoorn met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een personenauto (FIAT, kenteken [kenteken 3] ), door zich in strijd met de waarheid voor te doen als een betrouwbare wederpartij;
6.
hij in de periode van 5 december 2016 tot en met 9 december 2016 te Landsmeer, gemeente Landsmeer, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid Bed and Breakfast ‘ [slachtoffer 14] ’ en/of [slachtoffer 14] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
hetverstrekken van een sleutelbos voor het verblijf in een kamer van deze Bed and Breakfast, door zich voor te doen als een betalende en betrouwbare wederpartij.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden wordt opgelegd met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak van de tenlastegelegde feiten verzocht. Subsidiair heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder zijn medische gesteldheid, en verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen en diefstallen van benzine. De gedragingen van verdachte getuigen van een patroon waarbij verdachte diverse (betalings)verplichtingen aangaat, door zich telkens voor te doen als een betrouwbare en betalende wederpartij. Verdachte maakt bij het tanken misbruik van de mogelijkheid om te volstaan met het invullen van een schuldbekentenis en speelt bij de overige feiten bewust in op het medeleven of de welwillendheid van de betrokken partijen. Vervolgens maakt hij misbruik van het in hem gestelde vertrouwen door zijn (betalings)verplichtingen niet na te komen. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden, die op een eerlijke manier hun brood proberen te verdienen. Bedrijven die auto’s uitlenen of de mogelijkheid bieden om later voor de getankte benzine te betalen moeten op de goede trouw van hun klanten kunnen vertrouwen en dat vertrouwen heeft verdachte beschaamd. De schade als gevolg van dergelijke feiten wordt uiteindelijk doorberekend aan klanten die wel te goeder trouw zijn. Daarbij komt dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel Justitiële Documentatie van
14 december 2016 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat hij in het verleden meermalen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, bijvoorbeeld nog op 25 oktober 2016. Blijkens het bewezenverklaarde heeft dit hem er niet van weerhouden om zijn patroon van oplichtingen en diefstallen voort te zetten. De rechtbank ziet dan ook geen enkele aanleiding om verdachte opnieuw een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf die vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
7. De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.292,47.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.292.47, subsidiair 22 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij deels niet-ontvankelijk te verklaren, te weten ten aanzien van de schadeposten ‘benzine’, ‘auto ophalen’ en ‘huur auto’. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor zover deze ziet op de schadepost ‘nieuwe sleutels laten maken’ toewijsbaar is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 4 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht het standpunt van de officier van justitie te volgen in dezen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 4 genummerde voorwerpen.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 63, 310, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1, 4 primair en 5 primair is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 2, 3, 4 subsidiair, 5 subsidiair en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
oplichting;
ten aanzien van feit 4 subsidiair:
oplichting;
ten aanzien van feit 5 subsidiair:
oplichting;
ten aanzien van feit 6:
oplichting;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte met betrekking tot voornoemde vordering ieder hun eigen kosten dragen;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 4 genummerde voorwerpen, te weten:
1. 1.00 STUK Trui, Kl: wit;
2. 1.00 PR Schoenen, Kl: wit;
3. 1.00 STK Vest, Kl: grijs;
4. 1.00 STK Adapter, Kl: wit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Eisses, voorzitter,
mr. W.N.L. Donker, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.L.D. Timmermans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 augustus 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016306304, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 233).
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 181-182.
3.Een geschrift, te weten een schuldbekentenis tanken van brandstof zonder contante betaling, p. 184.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 44-45.
5.Een geschrift, te weten een doorrijdersregistratie, p. 46.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 222-223.
7.Een geschrift, te weten een schuldbekentenis, p. 225.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 165-168 en een geschrift, te weten een tankbekentenis; proces-verbaal van aangifte, p. 172-174 een geschrift, te weten een Drive off registration, p. 175, en een geschrift, te weten een schuldbekentenis, p. 176.
9.Verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 16 augustus 2017.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 8-10.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte door de rechter-commissaris in deze rechtbank van 15 december 2016.
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 127 t/m 129.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 89.
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 67 t/m 69.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 38.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 154-155.
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 56-57.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63-64.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 65-66.
20.Proces-verbaal tonen selectie bij fotobewijsconfrontatie, p. 212-213.
21.Proces-verbaal van aangifte, p. 132 t/m 134.
22.Verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 16 augustus 2017.