Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 november 2016, met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 12;
- het tussenvonnis van 25 januari 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 12 juni 2017.
2.De feiten
“
Aan veroordeelde werden tijdens zijn detentie een groot aantal disciplinaire straffen opgelegd” en
(…)Veroordeelde geeft nog steeds geen openheid van zaken voor wat betreft leefgebieden of zelf aangaande zijn toekomstig verblijfadres. Veroordeelde heeft aan de reclassering geen toestemming gegeven om referenten te raadplegen. Veroordeelde laat hierdoor overduidelijk zien dat de kans op een succesvolle begeleiding door middel van bijzondere voorwaarden nagenoeg nihil is.
1. Gebleken is dat veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf ernstig heeft misdragen, namelijk
a) Veroordeelde heeft tijdens de tenuitvoerlegging van zijn straf meermalen een disciplinaire straf opgelegd gekregen (…)
Ik ben het niet eens met de elektronische controle, maar mijn broer wil daar ook geen verantwoording voor nemen (…) Ik ben het niet eens met het contactverbod (…)”.
Op de vraag van de oudste rechter of ik thans bereid ben om medewerking te verlenen aan elektronische controle zeg ik dat als dat nu door de rechtbank wordt opgelegd, ik daartoe bereid ben.”
Als de veroordeelde bereid is om medewerking te verlenen aan elektronische controle, kan ik de reclassering in Utrecht vragen een haalbaarheidsonderzoek te verrichten. Ik moet dan wel nu het voorgenomen verblijfadres weten.”
de rechtbank de behandeling van de vordering zal aanhouden en de veroordeelde eenmaal in de gelegenheid zal stellen om medewerking te verlenen aan een zogeheten haalbaarheidsonderzoek elektronische controle, welk onderzoek dient te worden verricht op het voorgenomen verblijfadres van de veroordeelde, zijnde het adres van zijn broer.”
dat wij gezien onze huidige bevindingen moeten concluderen dat wij op dit moment negatief adviseren ten aanzien van het verlenen van VI, daar er geen ‘Haalbaarheidsonderzoek Elektronische Controle’ heeft kunnen plaatsvinden en wij de mogelijkheden tot een nadere invulling van de bijzondere voorwaarde ‘locatiegebod’ niet hebben kunnen onderzoeken.”
Bij elektronisch toezicht (ET) is toestemming nodig van de eigenaar/bewoner van het GBA-adres, ook voor het plaatsen van apparatuur. Maar als alle aangekondigde voorwaarden worden opgelegd, dan is het maar de vraag of ik een woning kan regelen, want mijn broer geeft helaas geen toestemming voor ET op zijn GBA-adres. (…) Ik heb alle voorwaarden en regels samen met mijn broer geëvalueerd en besproken en ik en mijn broer geven dus geen toestemming.(…)
(…) Op de laatste zitting was het ET en de haalbaarheid daarvan het enige onderwerp. De veroordeelde zou na zijn voorwaardelijke vrijlating eerst bij zijn broer verblijven en daarna wellicht in een andere woning. De haalbaarheid bij de broer van de veroordeelde diende dus te worden onderzocht en daarna zal een nieuw onderzoek moeten worden gedaan naar de haalbaarheid op het nieuwe adres. Op de zitting van 4 december 2014 is toen uitdrukkelijk te kennen gegeven dat de veroordeelde daar aan mee zou werken, als het door de rechtbank zou worden opgelegd. Uit het rapport van de reclassering van 14 januari 2015 blijkt dat de broer van de veroordeelde niet mee wil werken aan ET van de veroordeelde op zijn adres. Ook heeft de reclassering geen contact met de veroordeelde kunnen krijgen na de zitting van 4 december 2014. De veroordeelde heeft niet gereageerd op de terugbelverzoeken van de reclassering.
Mijn broer heeft gezegd dat hij baas wil blijven in zijn eigen huis en dat hij daarom geen ET toestaat. Dat zei mijn broer en dat moet ik respecteren.”
Op de terechtzitting van 4 december 2014 is de zaak voor maximaal één maand aangehouden teneinde de veroordeelde nog eenmaal in de gelegenheid te stellen om medewerking te verlenen aan een zogeheten haalbaarheidsonderzoek elektronische controle, welk onderzoek diende te worden verricht op het voorgenomen verblijfsadres van de veroordeelde, zijnde het adres van zijn broer.
De beklagcommissie overweegt dat mw. [A] van de Reclassering Nederland kennelijk heeft aangegeven dat zij tweemaal telefonisch een terugbelverzoek heeft gedaan bij de inrichting. Niet gebleken is dat tegen haar is gezegd dat zij deze per mail diende in te dienen, nu zij stelt dat zij is doorverbonden naar de afdeling/medewerker en dat deze heeft gezegd de terugbelverzoeken door te zullen geven. De beklagcommissie heeft onvoldoende reden te twijfelen aan de inhoud van deze mail van mw. [A] .
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inleiding
alle voorwaarden en regels samen met [z]ijn broer geëvalueerd en besproken [heeft]”. Dit betekent dat volgens de eigen verklaring van [eiser] zijn broer bekend was met de inhoud van de regels en derhalve, anders dan [eiser] ter comparitie verklaard heeft, weloverwogen geweigerd heeft medewerking te verlenen aan de uitvoering van het elektronisch toezicht van [eiser] .
adres van de broer van [eiser]. Elektronisch toezicht op een ander adres was, gezien de motivering van de beslissing van de rechtbank van 4 december 2014, op dat moment in het geheel niet aan de orde. Nog daargelaten de vraag of, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de VI in die gevallen niet om andere redenen achterwege was gebleven.