ECLI:NL:RBDHA:2017:9771
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze zaak heeft eiser op 22 mei 2014 een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 18 september 2015 werd afgewezen als kennelijk ongegrond. Deze afwijzing werd onherroepelijk door de Raad van State op 23 november 2015. Eiser diende op 8 augustus 2017 een nieuwe aanvraag in, die op 10 augustus 2017 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie werd afgewezen als niet-ontvankelijk. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De zitting vond plaats op 24 augustus 2017, waarbij eiser niet zelf aanwezig was maar vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst in gevaar zou komen. De rechtbank vond het asielrelaas ongeloofwaardig, vooral omdat eiser geen nieuwe relevante documenten had overgelegd ter onderbouwing van zijn claims.
De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om aan te nemen dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. De rechtbank wees ook de verzoeken om een voorlopige voorziening en proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 augustus 2017.