ECLI:NL:RBDHA:2017:9710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
NL17.6718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen. De staatssecretaris stelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, aangezien eiseres eerder in Duitsland om asiel had verzocht. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 24 augustus 2017 is eiseres verschenen, maar haar gemachtigde was niet aanwezig. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Dit is gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat de lidstaat waar de asielzoeker voor het eerst asiel heeft aangevraagd, verantwoordelijk is voor de verdere behandeling van de aanvraag.

Eiseres voerde aan dat zij vanuit veiligheidsoverwegingen belang had bij een inhoudelijke behandeling van haar aanvraag in Nederland, omdat zij bedreigd werd door haar familie in Duitsland. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims en dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel toepaste. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden waren die aanleiding gaven om de aanvraag van eiseres onverplicht in behandeling te nemen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, en eiseres heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.6718

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Söylemez).

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. Eiseres is verschenen. De gemachtigde van eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de aanvraag niet in behandeling genomen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres. Uit EURODAC is gebleken dat eiseres op 24 februari 2017 in Duitsland om asiel heeft verzocht. De Duitse autoriteiten zijn gevraagd om eiseres terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Verordening (EG) nr. 604/2013 (Dublinverordening). Op 3 juli 2017 hebben de Duitse autoriteiten daarmee ingestemd. Verweerder stelt zich met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt dat ervan uitgegaan kan worden dat Duitsland zijn internationale verdragsverplichtingen nakomt. Volgens verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat dit niet het geval is. Voor zover eiseres een beroep doet op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening stelt verweerder dat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding zouden moeten geven om het verzoek om internationale bescherming van eiser onverplicht in behandeling te nemen.
3. Eiseres voert aan dat zij vanuit veiligheidsoverwegingen er belang bij heeft dat Nederland haar asielaanvraag inhoudelijk in behandeling zal nemen. Er is een ernstige familievete ontstaan binnen haar familie en haar familie is in de veronderstelling dat eiseres in Duitsland is. Zij loopt daar gevaar om slachtoffer te worden van mensenrechtenschendingen. Zij is in Duitsland door haar familie bedreigd en afgeperst. Eiseres vreest dat zij in Moldavië wordt blootgesteld aan mensenrechtenschendingen en wijst verweerder op de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het verbod van (indirect) refoulement. Eiseres betoogt verder aan dat zij in Nederland onder medische behandeling is. Eiseres doet een beroep op artikel 17, lid 1, van de Dublinverordening.
4. Volgens de Dublinverordening is Duitsland verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiseres. Ten aanzien van de door eiseres gestelde vrees voor haar familieleden dient eiseres zich te wenden tot de Duitse autoriteiten. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder ten aanzien van Duitsland ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding zouden moeten geven om het verzoek om internationale bescherming van eiseres onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De door eiseres gestelde medische omstandigheid is daarvoor onvoldoende, nu de medische voorzieningen in beginsel vergelijkbaar worden verondersteld tussen de lidstaten en het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uitgaat dat de voorzieningen in de lidstaten ook ter beschikking staan voor de Dublinclaimant. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in haar geval niet zou opgaan, nu zij geen documenten heeft overgelegd met betrekking tot haar medische behandeling.
5. Op grond van het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Verwilligen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel