In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Sahrawi geboren in de Westelijke Sahara, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 9 augustus 2017 door verweerder als ongegrond is afgewezen. Eiser heeft in zijn asielrelaas aangegeven dat hij in 2005 politiek actief werd voor een onafhankelijke Westelijke Sahara en dat hij in 2010 betrokken was bij een kamp dat door het Marokkaanse leger werd aangevallen. Eiser vreest bij terugkeer naar Marokko opgepakt te worden vanwege zijn politieke activiteiten.
Tijdens de zitting op 24 augustus 2017 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig achtte, maar de problemen met de autoriteiten vanwege zijn politieke activiteiten niet geloofwaardig vond. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vrees voor vervolging en dat zijn verklaringen over de problemen met de autoriteiten vaag en weinig concreet zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.