ECLI:NL:RBDHA:2017:9682
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag op basis van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling is genomen. Eiseres, die met een visum van de Italiaanse autoriteiten naar Nederland is gekomen, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op dezelfde dag was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris op 26 juni 2017 de Italiaanse autoriteiten had verzocht eiseres over te nemen op basis van de Dublinverordening, en dat de Duitse autoriteiten hiermee instemden. Eiseres had verzocht om haar asielverzoek in Nederland te behandelen, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid geen toepassing hoefde te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, gezien de omstandigheden die eiseres had aangevoerd. De rechtbank concludeerde dat de medische omstandigheden van eiseres niet zodanig waren dat Nederland het aangewezen land was voor de behandeling van haar asielverzoek.
De rechtbank benadrukte dat de gemaakte afspraken over relocatieafspraken niet de Dublinverordening opzij zetten en dat de claim door Italië expliciet was geaccepteerd. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig was en dat de staatssecretaris mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres had geen recht op een proceskostenvergoeding, en de rechtbank gaf aan dat de omstandigheden van eiseres niet voldoende waren om een uitzondering te maken op de Dublinverordening. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.