ECLI:NL:RBDHA:2017:9679

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
NL17.5121
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van niet aannemelijke identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt de Somalische nationaliteit te bezitten, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag is door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 juli 2017 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest.

Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met de stelling dat hij Somalië heeft moeten verlaten vanwege de aanwezigheid van Al Shabaab. De staatssecretaris heeft echter de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser als niet geloofwaardig beoordeeld. Eiser is op een Tanzaniaans paspoort met een Italiaans visum naar Nederland gekomen, maar heeft geen bewijs geleverd dat de in het paspoort vermelde gegevens onjuist zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser inconsistenties vertoont in zijn verklaringen en dat hij valse informatie heeft verstrekt.

De rechtbank concludeert dat eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.5121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer],

(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), als kennelijk ongegrond afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Salad Mohamed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt [naam], geboren op [geboortedatum] 1977, te zijn en de Somalische nationaliteit te bezitten.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag, samengevat ten grondslag gelegd dat hij Somalië heeft moeten verlaten door de situatie die daar is ontstaan vanwege de aanwezigheid van Al Shabaab.
3. Verweerder heeft met toepassing van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d, e en h, van de Vw de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. Als relevante elementen van het asielrelaas worden door verweerder onderscheiden:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen vanwege Al Shabaab.
Verweerder heeft geen van de relevante elementen geloofwaardig geacht. Eiser is ingereisd op een Tanzaniaans paspoort voorzien van een door de Italiaanse autoriteiten verstrekt visum. Eiser is aan de hand van biometrische gegevens (vingerafdrukken) gekoppeld aan dit visum en paspoort. Het paspoort is door de Italiaanse autoriteiten op echtheid onderzocht. De echtheid van dit paspoort wordt derhalve aangenomen, ondanks dat de marechaussee het paspoort niet zelf op echtheid heeft kunnen controleren, omdat eiser zich van dat paspoort heeft ontdaan. In het paspoort stond vermeld dat eiser [naam] heet, geboren is op [datum] 1981 en de Tanzaniaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft niet aangetoond dat de in het paspoort vermelde gegevens niet juist zijn. Met de door hem overgelegde documenten heeft hij geen verbinding gemaakt tussen hemzelf en de gestelde nationaliteit en identiteit. Voorts heeft eiser verklaringen afgelegd die strijdig zijn met zijn documenten. Voorts heeft eiser ontwijkend antwoord gegeven op de vraag of hij zijn vingerafdrukken heeft moeten geven voor het visum. Opmerkelijker is het dat eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij nooit zijn vingerafdrukken heeft gegeven of een visum heeft aangevraagd en dat hij niet weet of het paspoort echt of vals is. Deze verklaringen zijn wisselend en strijdig met het verkregen visum. Eiser heeft kennelijk valse verklaringen afgelegd waardoor hem alle geloofwaardigheid wordt ontnomen. Voorts is gebleken dat eiser op Facebook wederom een andere identiteit en herkomst gebruikt. Ook is gebleken dat eiser vals heeft verklaard over sinds wanneer hij in Nederland verbleef. De omstandigheid dat eiser Somalisch spreekt is niet voldoende om zijn nationaliteit vast te stellen, nu in delen van andere landen ook Somalisch wordt gesproken. Voor zover eiser heeft gesteld een uit Baraawe afkomstig dialect te spreken, wordt overwogen dat in Baraawe een ander dialect wordt gesproken. Ook de verklaring dat het jaartal van overlijden van zijn vader in diens overlijdensakte niet klopt en dat daarom zijn verklaringen niet overeenkomen met de documenten onderstreept de ongeloofwaardigheid, nu een verschil van vier jaar voor een dermate grote levenservaring onverschoonbaar is. Eiser heeft vanaf het eerste moment getracht de Nederlandse staat te misleiden. De gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst is niet geloofwaardig. Gelet daarop zijn de gestelde problemen die eiser in Somalië heeft ondervonden eveneens ongeloofwaardig, aldus verweerder. Verweerder overweegt voorts dat wordt getwijfeld aan de oprechtheid van de aanvraag van eiser. Eiser verbleef reeds een half jaar in Nederland en heeft de aanvraag pas ingediend nadat hij met een vals Brits paspoort is aangehouden, aldus verweerder.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser valse informatie heeft verstrekt, dat eiser waarschijnlijk te kwader trouw een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit en nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan ontdaan, dat eiser verklaringen heeft afgelegd die worden aangemerkt als kennelijk vals en dat eiser zich zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk bij een ambtenaar, belast met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen, heeft aangemeld en daar kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser de gestelde identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft meerdere verklaringen van gestelde familieleden overgelegd, waarin wordt gesteld dat eiser hun familielid is. Zij hebben daarbij een kopie van hun eigen paspoort en een foto van eiser bijgevoegd. Verweerder heeft zich echter op het standpunt mogen stellen dat op basis hiervan geen koppeling kan worden gemaakt tussen eiser en zijn gestelde identiteit. Niet vastgesteld kan worden dat de overgelegde foto’s van eiser hoort bij de gestelde identiteit. Ook heeft eiser geen brondocumenten overgelegd.
De ter zitting afgegeven verklaring van [persoon A], die stelt de zus van eiser te zijn, leidt niet tot een ander oordeel. Zij heeft verklaard dat zij eiser voor het laatst heeft gezien toen zij op ongeveer driejarige leeftijd met haar oom en tante Somalië heeft verlaten. Zij heeft voorts verklaard geen herinneringen te hebben van eiser als volwassen man, hem alleen te kennen van foto’s en hem voor het eerst weer twee dagen voor de zitting in Nederland te hebben gezien.
4.2
Ook indien eiser de gestelde identiteit zou hebben, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser daarmee zijn herkomst en nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft mogen overwegen dat eisers geloofwaardigheid ernstig is afgenomen doordat hij gebruik heeft gemaakt van vier nationaliteiten, namelijk de Engelse, Keniaanse, Tanzaniaanse en de Somalische. Verweerder heeft eiser dit in het bijzonder mogen tegenwerpen omdat eiser ook hier ten lande – en derhalve niet in een vluchtsituatie – gebruik heeft gemaakt van een vals Brits paspoort. Verweerder heeft ook mogen betrekken dat eiser op Facebook heeft vermeld dat hij afkomstig is uit Mombassa (Kenia) en aldaar naar [school] is gegaan, hetgeen niet strook met zijn verklaringen bij de asielgehoren over zijn vertrek uit Somalië. Hiermee heeft eiser de twijfel over zijn nationaliteit en herkomst vergroot. Eisers stelling dat hij op Facebook onjuiste gegevens heeft vermeld, zoals zovelen doen, neemt dat niet weg. Ook eisers stelling dat het Tanzaniaans paspoort frauduleus is verkregen, wat daar ook van zij, maakt niet dat eiser de Somalische nationaliteit aannemelijk heeft gemaakt. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding eiser alsnog in de gelegenheid te stellen met een DNA-onderzoek de familieband met zijn gestelde verwanten aan te tonen.
4.3
Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet verkrijgen van een visum en over het afgeven van vingerafdrukken daarvoor. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser mag worden verwacht dat hij nog wel weet of hij vingerafdrukken heeft gegeven, ongeacht of hij door had of dit wel of niet in de Italiaanse ambassade was. Voorts heeft verweerder niet ten onrechte geoordeeld dat eiser onjuist heeft verklaard over wanneer hij in Nederland is aangekomen.
4.4
Reeds gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt.
Eiser heeft evenwel terecht betoogd dat verweerder blijkens het bestreden besluit ten onrechte geen kennis heeft genomen van de correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor. Ook heeft eiser gesteld dat hij het op 25 juli 2017 door verweerder in het dossier gevoegde proces‑verbaal niet reeds bij het voornemen aan zijn gemachtigde heeft overgelegd. Eiser is hierdoor echter niet benadeeld, nu eiser ter zitting op het proces‑verbaal heeft kunnen reageren en de relevante aspecten van de correcties en aanvullingen ter zitting naar voren heeft kunnen brengen. De rechtbank ziet derhalve aanleiding de gebreken met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2017.
griffier
Rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.