ECLI:NL:RBDHA:2017:955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
6 februari 2017
Zaaknummer
AWB 17/1743
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing asielaanvraag op grond van interstatelijk vertrouwensbeginsel

Op 2 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 17/1743, waarin eiser, een Palestijnse asielzoeker, beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de stelling dat Luxemburg verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder een aanvraag in dat land heeft ingediend.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in Luxemburg is bestolen, bedreigd, mishandeld en verkracht vanwege zijn homoseksuele geaardheid, en dat hij vreest voor zijn veiligheid in Luxemburg. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat men ervan uit kan gaan dat de autoriteiten in Luxemburg in staat zijn om bescherming te bieden aan asielzoekers. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen bescherming kan verwachten van de Luxemburgse autoriteiten.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat eiser in zijn gehoor heeft verklaard geen problemen te hebben met de autoriteiten in Luxemburg. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1742
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [nummer],
gemachtigde: mr. N. van Luijk,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. S. Verdonck.

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Luxemburg verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak met nummer AWB 17/1743, plaatsgevonden op 2 februari 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig C. Atrushic, tolk in de Arabische taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Eiser is geboren op [geboortedatum] en van Palestijnse afkomst. Hij heeft op 15 november 2016 een asielaanvraag ingediend.
Eiser heeft eerder een asielaanvraag in Luxemburg ingediend. Niet in geschil is dat de autoriteiten van dat land verantwoordelijk zijn voor het behandelen van eisers asielaanvraag.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in de opvang voor asielzoekers in Luxemburg is bestolen, bedreigd, mishandeld en verkracht vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Verder heeft hij aangevoerd dat hij vreest de daders in een klein land als Luxemburg weer tegen te zullen komen en dat hij er geen vertrouwen in heeft dat de Luxemburgse autoriteiten hem bescherming kunnen bieden tegen hen.
De rechtbank oordeelt dat ten aanzien van Luxemburg kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit hoofde van dat beginsel kan ervan worden uitgegaan dat eiser zich indien nodig kan wenden tot de daartoe aangewezen autoriteiten in Luxemburg, ook als het betreft een vrees voor een behandeling als genoemd in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze mogelijkheid voor hem niet bestaat. In dit verband is mede relevant dat eiser in zijn gehoor heeft verklaard geen problemen te hebben met de autoriteiten in Luxemburg. Dat Luxemburg in de beleving van eiser een klein land is, doet daaraan niet af. Verweerder heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om eisers asielaanvraag aan zich te trekken als bedoeld in artikel 17 van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening).
Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.