In deze zaak heeft eiseres op 17 oktober 2016 een bijstandsuitkering aangevraagd op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op 1 december 2016, omdat eiseres niet alle gevraagde informatie had verstrekt. Eiseres had eerder in 2016 al drie andere aanvragen om bijstandsuitkering ingediend, die eveneens waren afgewezen. Na het indienen van bezwaar tegen het primaire besluit, verklaarde verweerder op 6 maart 2017 het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 17 augustus 2017 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet alle gevraagde gegevens heeft ingeleverd, waaronder belangrijke financiële documenten die nodig zijn om haar recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft voldaan aan haar inlichtingenplicht, zoals vastgelegd in artikel 17 van de Pw. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het college terecht de bijstandsaanvraag heeft afgewezen.
De rechtbank heeft overwogen dat de informatie die door eiseres is verstrekt onvoldoende is om haar financiële situatie te beoordelen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij slachtoffer is van oplichting en dat dit haar in staat heeft gesteld om de gevraagde informatie niet te overleggen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van de benodigde gegevens bij eiseres ligt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.