In deze zaak betreft het een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige, die door de moeder zonder toestemming van de vader naar Nederland is gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige onmiddellijk voor de overbrenging zijn gewone verblijfplaats in Portugal had. De ouders zijn gehuwd en gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige volgens Portugees recht. De rechtbank oordeelt dat de moeder niet heeft aangetoond dat de vader zijn gezag niet daadwerkelijk uitoefende. De rechtbank concludeert dat de achterhouding van de minderjarige in Nederland ongeoorloofd is in de zin van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De rechtbank gelast de teruggeleiding van de minderjarige naar Portugal en veroordeelt de moeder om de kosten die de vader heeft gemaakt in verband met de teruggeleidingsprocedure te vergoeden. De rechtbank wijst de weigeringsgronden van de moeder af, omdat er geen ernstige risico's zijn aangetoond die de terugkeer van de minderjarige in gevaar zouden brengen. De rechtbank benadrukt dat de terugkeer in het belang van het kind is en dat de moeder de keuze heeft om al dan niet mee terug te keren naar Portugal. De beschikking is gegeven op 17 augustus 2017.