Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
BETSOFT GAMING LIMITED,
[A],
[B],
1.De procedure
- de dagvaardingen van 20 januari 2015, tevens voorwaardelijke incidentele conclusie ex artikel 223 Rv, met producties 1 tot en met 17, 19 tot en met 23 en 25 tot en met 37 en de bijbehorende exploten;
- de akte overlegging productie 18 van de zijde van Novomatic AG c.s., met productie 18;
- de conclusie van antwoord van de zijde van Bleumay en [A], met producties 1 tot en met 7;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van de zijde van Betsoft en [B];
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, met producties 38 tot en met 51.
2.Het geschil in de hoofdzaak
3.Het geschil in het bevoegdheidsincident
‘richten op’in het kader van artikel 5 lid 3 EEX-Vo (oud) echter niet van toepassing, zodat de rechtbank aan dit artikellid haar bevoegdheid niet kan ontlenen. Voor zover het criterium wel van toepassing zou zijn, betwisten Betsoft en [B] dat de websites in mei 2014 nog in de Nederlandse taal waren opgesteld, terwijl er volgens hen ook overigens geen aanknopingspunten zijn om de gestelde gerichtheid op Nederland te kunnen aannemen. Evenmin zijn er voor de toepassing van artikel 5 lid 3 EEX-Vo (oud) andere relevante aanknopingspunten die de Nederlandse rechter bevoegd maken, waarbij Betsoft en [B] er nogmaals op wijzen dat zij - ook volgens de stellingen van Novomatic AG c.s. - zelf geen inbreuk op de auteursrechten hebben gemaakt.
“de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden”in het toepasselijke artikel 97 lid 5 GMVo autonoom dient te worden uitgelegd en volgens die autonome uitleg alleen betrekking heeft op de plaats waar de (beweerdelijke) inbreukmaker gevestigd is. Ook hier wijzen zij erop dat de vorderingen van Novomatic AG c.s. blijkens de stellingen in de dagvaarding niet zijn gegrond op een door henzelf gepleegde merkinbreuk in de zin van artikel 96 GMVo, maar op een onrechtmatige daad. Het voorgaande geldt volgens Betsoft en [B] tevens voor wat betreft de gestelde inbreuk op het Benelux-(woord)merk ‘Random Runner’.
4.De beoordeling in het bevoegdheidsincident
1. Grondslag van de vorderingen
‘conclusie inbreuk’uit in de centrale stelling dat Betsoft c.s. zowel individueel (omdat zij openbaar maken of omdat dat aan hen dient te worden toegerekend) en als groep inbreuk maken op de auteursrechten en merkrechten van Novomatic AG c.s.. Eerder, in het door Betsoft en [B] slechts gedeeltelijk geciteerde randnummer 49, spreekt de dagvaarding ook al met zoveel woorden over
“de groep van inbreukmakers die dus bestaat uit Bluemay Enterprises, Redcorp, Betsoft en de heren [A] en [B]”. Naar het oordeel van de rechtbank laat dit geen andere conclusie toe dan dat Novomatic AG c.s. zich primair op het standpunt stellen dat Betsoft en [B] ook zelf inbreuk maken.
‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’in de zin van artikel 5 lid 3 EEX-Vo en artikel 7 lid 2 EEX II-Vo zowel de plaats waar de schadeveroorzakende handeling heeft plaatsgevonden (Handlungsort) als de plaats waar de schade is ingetreden (Erfolgsort) kan vallen. Volgens het HvJ EU dient als dit laatste - in het geval van een gestelde inbreuk op auteursrecht via internet - te worden aangemerkt de lidstaat waar (1) het door de eiser ingeroepen auteursrecht wordt beschermd
ènwaar (2) de door eiser beweerde schade als gevolg van die inbreuk kan intreden. Daarbij geldt dat voor dit laatste niet van belang is of de website op de desbetreffende lidstaat gericht is geweest, maar enkel of de website in de lidstaat raadpleegbaar is of is geweest. [2] Dat het door Novomatic AG c.s. ingeroepen auteursrecht naar Nederlands recht wordt beschermd, is niet in geschil. Nu Novomatic AG c.s. daarnaast voldoende onderbouwd hebben gesteld dat de volgens hen inbreukmakende spellen via websites in Nederland (en derhalve ook in Den Haag) raadpleegbaar waren en konden worden gespeeld, moet de conclusie dan ook zijn dat de rechtbank haar internationale en relatieve bevoegdheid kan baseren op artikel 7 lid 2 EEX II-Vo. Volledigheidshalve merkt de rechtbank hierbij nog op dat deze bevoegdheid (conform de rechtspraak van het HvJ EU [3] ) territoriaal tot Nederland beperkt is. Blijkens hun conclusie van antwoord in het incident hebben Novomatic AG c.s. dit overigens zelf ook al onderkend.
‘de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden’.