ECLI:NL:RBDHA:2017:8961
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf voor Pakistanse eiseressen wegens onvoldoende binding met land van herkomst
Op 9 augustus 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen twee Pakistanse eiseressen en de minister van Buitenlandse Zaken. De eiseressen hadden een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om familie in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd op 16 juni 2016 afgewezen, omdat de verweerder van mening was dat er onvoldoende sociale en economische binding met Pakistan was, wat de kans op een tijdige terugkeer in twijfel trok. De eiseressen voerden aan dat zij wel degelijk binding hadden met Pakistan, onder andere door familie en eigendommen, maar de rechtbank oordeelde dat de verweerder in redelijkheid kon concluderen dat de terugkeer niet voldoende gewaarborgd was. De rechtbank benadrukte dat de sociale en economische binding van de eiseressen met Pakistan niet sterk genoeg was om aan te nemen dat zij voor het verstrijken van het visum terug zouden keren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde datum.