ECLI:NL:RBDHA:2017:8922

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
17/818
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig gelegd conservatoir beslag en teruggave van in beslag genomen auto

Op 8 augustus 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, geboren in 1983 en woonachtig in Den Haag, had een verzoek ingediend tot teruggave van haar Citroën C2, die op 29 januari 2016 in beslag was genomen. De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van de politie en het klaagschrift, dat op 24 februari 2017 was ingediend. Tijdens de behandeling in raadkamer op 4 en 25 juli 2017 heeft de raadsman van klaagster, mr. P.J. Hoogendam, aangevoerd dat het beslag onrechtmatig was gelegd, omdat er geen machtiging van de rechter-commissaris was voor het leggen van conservatoir beslag op basis van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering.

De officier van justitie heeft betoogd dat het beslag niet onrechtmatig was, omdat er wel degelijk gronden voor beslag aanwezig waren, gezien de verdenking dat klaagster de auto met criminele gelden had verkregen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het beslag op de auto was gelegd zonder de vereiste machtiging van de rechter-commissaris, waardoor het beslag als onrechtmatig werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat een onrechtmatig gelegd conservatoir beslag niet kan worden omgezet in een beslag op grond van artikel 94 Sv.

De rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard en gelast de teruggave van de Citroën C2 aan klaagster. Deze beslissing werd genomen door mr. A.M. Boogers, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Haalem, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op 8 augustus 2017.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Kenmerk RK: 17/818
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[klaagster] ,

geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
te dezer zake domicilie kiezende te 2595 RH Den Haag,
Jacob Mosselstraat 2, ten kantore van advocaat mr. D.J.G.J. Cornelissen,
blijkens een daarvan opgemaakte akte op 24 februari 2017 ter griffie van deze rechtbank ingediend, strekkende tot teruggave van een Citroën C2 met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) aan klaagster.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van politiekorps Eenheid Den Haag met proces-verbaalnummer: PL1500-2016240001.
De rechtbank heeft dit beklag op 4 juli en 25 juli 2017 in raadkamer behandeld.
Klaagster, bijgestaan door mr. P.J. Hoogendam, advocaat te Den Haag, is in raadkamer gehoord.
De raadsman heeft in toelichting op het klaagschrift aangevoerd dat er een KVI in het dossier zit waaruit blijkt dat het beslag is gelegd op grond van artikel 94a Sv, maar dat inmiddels is gebleken dat er geen machtiging van de rechter-commissaris voor het leggen van conservatoir beslag is. De raadsman is daarom van mening dat geconcludeerd moet worden dat het beslag onrechtmatig is gelegd, omdat er niet wordt voldaan aan de eisen voor het leggen van conservatoir beslag en de auto moet worden teruggegeven aan klaagster. Het is in dit stadium niet meer mogelijk om het beslag om te zetten in een klassiek beslag op basis van artikel 94 Sv.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag. Nu er geen machtiging conservatoir beslag voor de inbeslagname van de auto is, is er geen sprake van conservatoir beslag. Er bestaat wel een strafvorderlijk belang dat zich tegen teruggave van de auto aan klaagster verzet, aangezien de verdenking bestaat dat klaagster de auto door middel van criminele gelden heeft verkregen en deze dus vatbaar is voor verbeurdverklaring. De officier van justitie is van mening dat niet geconcludeerd kan worden dat het beslag onrechtmatig is, omdat de gronden voor beslag aanwezig zijn.

Beoordeling van het beklag.

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het beklag.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Vast staat dat bedoelde auto op 29 januari 2016 onder klaagster in beslag is genomen en haar in eigendom toebehoort.
De rechtbank dient vervolgens vast te stellen op welke grond de auto in beslag is genomen. In het dossier bevindt zich een kennisgeving van inbeslagname (hierna: KVI) , waarop is vermeld dat de auto op grond van artikel 94a lid 1 Sv in beslag is genomen. Voorts is op deze KVI vermeld: “Grondslag 94a Sv: 94a lid 1 Sv – Ter ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel”. Hieruit blijkt duidelijk dat de auto op grond van artikel 94a conservatoir in beslag is genomen, met het oog op ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Inmiddels is gebleken dat er geen machtiging van de rechter-commissaris is voor het leggen van conservatoir beslag.
Aangezien een machtiging van de rechter-commissaris ontbreekt, moet worden geoordeeld dat het beslag onrechtmatig is gelegd en dat de auto aan klaagster moet worden teruggegeven. Bij deze stand van zaken komt de rechtbank niet meer toe aan de vraag of sprake is van een strafvorderlijk belang als bedoeld in artikel 94 Sv is dat voortzetting van het beslag kan rechtvaardigen. Een onrechtmatig gelegd conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv kan immers niet worden omgezet in een beslag op grond van artikel 94 Sv.
beslag om die reden

Beslissing.

De rechtbank verklaart het beklag gegrond en gelast de teruggave van de auto (Citroën C2 met kenteken [kenteken] ) aan klaagster.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. A.M. Boogers, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Haalem, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 augustus 2017.