ECLI:NL:RBDHA:2017:8885

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
7 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 20455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende aannemelijkheid van risico bij terugkeer naar Cuba

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Cubaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren in 1989, zijn militaire dienstplicht had vervuld van 2008 tot 2012 en tijdens deze periode bij de afdeling marine bewapening had gewerkt. Hij stelde dat hij geheime informatie had verworven en dat hij na zijn vertrek naar Oman vreesde voor vervolging door de Cubaanse autoriteiten vanwege zijn werkzaamheden en het delen van gevoelige informatie.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Cuba een reëel risico op schending van zijn mensenrechten zou lopen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn identiteit en werkzaamheden geloofwaardig waren, maar dat hij niet had kunnen onderbouwen dat hij geregistreerd stond in een speciaal veiligheidsregister of dat hij in de negatieve belangstelling van de Cubaanse autoriteiten stond. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de CIM (Contra Inteligencia Militar) zijn moeder had ondervraagd, niet voldoende was om te concluderen dat de eiser gevaar liep bij terugkeer.

De rechtbank benadrukte dat de eiser niet had kunnen aantonen dat hij daadwerkelijk in gevaar zou komen vanwege zijn vertrek uit Cuba of vanwege de informatie die hij had verkregen tijdens zijn militaire dienst. De rechtbank vond de stellingen van de eiser speculatief en onvoldoende onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank houdt in dat de staatssecretaris de aanvraag van de eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/20455

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde: mr. C.H. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is M.A. Vissers verschenen, als tolk. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, om verweerder de gelegenheid te geven te reageren op onder meer de niet door verweerder ontvangen producties. Bij brief van 17 maart 2017 heeft verweerder van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Op 23 maart 2017 heeft eiser hierop gereageerd. Na toestemming van beide partijen om zonder nadere zitting uitspraak te doen, heeft de rechtbank het onderzoek in deze zaak op 2 mei 2017 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1989 en bezit de Cubaanse nationaliteit.
2. Eiser heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij van 2008 tot 2012 zijn militaire dienstplicht heeft vervuld en dat hij in de periode van 2010 tot 2012 te werk is gesteld bij de afdeling marine bewapening. Zijn werkzaamheden in deze laatste periode waren het assembleren, repareren en installeren van computers die verantwoordelijk waren voor het raketsysteem van de marine. Eiser heeft in deze periode veel geheime informatie gehoord. Ook heeft hij deelgenomen aan een oefening/samenwerking met Noord-Korea, waarbij informatie en technologie met betrekking tot P15-U raketten werd uitgewisseld. Er is een systeem gemaakt waardoor deze raket in staat was om 50 meter boven zeeniveau afgeschoten te worden. Noord-Korea heeft een GPS-systeem in de raketten geïnstalleerd zodat het voor eiser mogelijk was om de richting van de raket tijdens de vlucht aan te passen via de computer. Eiser was de enige op Cuba die deze specialistische werkzaamheden verrichtte. In juni 2012 zat de dienstplicht van eiser erop en is hij aan het werk gegaan als kwaliteitscontroleur bij de televisie. Vanaf juli 2012 kreeg hij minimaal maandelijks bezoek van de contra-inlichtingendienst CIM (Contra Inteligencia Militar) om te verifiëren waar hij zich bevond en waar hij zich mee bezig hield. In mei 2015 heeft eiser via een vriend informatie gekregen over werk in Oman. Hij heeft hierop zijn paspoort aangevraagd, dat hij op 3 juni 2015 heeft verkregen. Met dit paspoort is eiser op 13 september 2015 op legale wijze naar Oman vertrokken, waar hij als verkoper van muziekinstrumenten is gaan werken. De moeder van eiser is na zijn vertrek nog vier keer ondervraagd door de CIM, waarbij erop werd aangedrongen dat eiser spoedig terug moest komen naar Cuba. In Oman heeft hij via vrienden en zijn vader, die werkzaam zijn in het leger, het gegronde vermoeden gekregen dat hij geregistreerd staat in een speciaal veiligheidsregister RES (Regimen Especial de Seguridad), waardoor hij Cuba pas vijf jaar na afloop van zijn militaire dienstplicht had mogen verlaten. Eiser durft niet terug te keren naar Cuba, omdat hij bang is dat hem een hoge straf opgelegd zal worden op verdenking van het delen van geheime informatie dan wel spionage. Hij heeft een vliegticket met bestemming Havana en tussenlanding Schiphol gekocht. Bij aankomst op Schiphol op 19 juli 2016 heeft eiser een asielvergunning aangevraagd. Een van eisers koffers is per abuis doorgevlogen naar Cuba. Eiser stelt dat, nadat de koffer aan hem was teruggestuurd, bleek dat een van zijn versleutelde harddrives met muziekbestanden hieruit was verdwenen. Eiser vermoedt dat de Cubaanse autoriteiten deze harddrive hebben ingenomen. Hij verwijst naar een rapport waaruit volgt dat versleutelde bestanden illegaal zijn in Cuba en kunnen leiden tot detentie, lichamelijk geweld en intimidatie door de Cubaanse autoriteiten.
3.1
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit, herkomst, de militaire dienstplicht alsmede zijn werkzaamheden bij de afdeling marine bewapening en bekering tot het Yoruba geloof, geloofwaardig geacht.
3.2
Volgens verweerder heeft eiser evenwel niet aannemelijk gemaakt dat hij bij zijn werk bij de afdeling marine bewapening gevoelige informatie heeft verworven, die niet publiekelijk toegankelijk is. De gestelde gevolgen van eisers werkzaamheden bij de afdeling marine bewapening gelooft verweerder daarom niet. De stelling dat eiser geregistreerd staat in RES en vijf jaar na zijn dienstplicht Cuba niet had mogen verlaten, acht verweerder evenmin geloofwaardig. Eiser heeft zonder problemen een op zijn naam gesteld geldig nationaal paspoort verkregen en heeft Cuba op gecontroleerde wijze kunnen verlaten. Dit duidt er niet op dat eiser in de negatieve aandacht van de Cubaanse autoriteiten staat dan wel dat hij in de vijf jaar na afloop van het vervullen van zijn dienstplicht Cuba niet zou mogen verlaten. Eisers stelling dat er geen relatie is tussen het militaire register en het immigratieregister, is enkel een aanname. Dat eisers moeder na zijn vertrek meerdere keren is ondervraagd door de CIM, is evenmin voldoende. Eiser heeft niet kunnen verklaren waarom de CIM precies bij zijn moeder is langs geweest en daarbij heeft eiser nimmer problemen ondervonden in de periode dat hij maandelijks bezoek kreeg van de CIM.
4.1
Eiser voert in beroep aan dat hij tijdens het nader gehoor wel degelijk gedetailleerde, niet publiekelijk toegankelijke, informatie heeft gegeven over de systemen waarmee hij heeft gewerkt, maar dat niet alle details in het rapport zijn opgenomen. Daarbij had eiser graag meer uitleg hierover willen geven tijdens het nader gehoor, maar is hij gedurende zijn vrije relaas onderbroken en daarna is door verweerder onvoldoende doorgevraagd naar de werkzaamheden van eiser bij het leger, meer specifiek de afdeling marine bewapening. In beroep heeft eiser alsnog de volledige informatie waarover hij bezit overgelegd en zich op het standpunt gesteld dat dit zeer gevoelige informatie betreft. Hij stelt dat verweerder onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld door geen deskundige in te schakelen dan wel een individueel ambtsbericht te vragen. Eiser heeft in beroep passages uit het Country Report on Human Rights Pratices 2015 van het Amerikaanse Department of State van april 2016 overgelegd. Onder verwijzing hiernaar voert hij aan dat het zeer moeilijk is om informatie over de systemen in Cuba te verkrijgen nu Cuba tot zeer recent een zeer afgesloten land was. Dit verklaart dat hij geen bewijsmateriaal kan verkrijgen voor zijn stelling dat de administraties van het leger en burgerzaken in Cuba niet op elkaar zijn aangesloten en eiser dus kon uitreizen met een geldig paspoort. Hierdoor rust op verweerder een extra onderzoeksplicht. Het rapport onderbouwt volgens eiser ook dat de Cubaanse autoriteiten arbitrair inbreuk maken op privacy. Ook het gevaar van het ongeoorloofd verlaten van Cuba blijkt volgens eiser uit dit rapport. Eiser heeft in beroep eveneens een expert testimony van de Human Rights Director van de Cuban American National Foundation, [persoon] , van 21 oktober 2016 overgelegd, waarin wordt gesteld dat het wel degelijk mogelijk is om het land te verlaten als je bent gekwalificeerd als ‘person of interest’. Tot slot heeft eiser in beroep een e-mail van zijn moeder van 16 oktober 2016 overgelegd, waarin zij schrijft dat zij rond 22 juli 2016 weer bezocht is door de CIM. De CIM informeerde of er een probleem was met eiser en meldde dat ze met hem wilde praten, omdat zij er van op de hoogte waren gekomen dat eiser volgens zijn vluchtgegevens op 20 juli 2016 in Cuba had moeten aankomen. Hieruit volgt volgens eiser dat hij nog steeds in de negatieve belangstelling staat.
4.2
Verweerder heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd.
5 De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1
Tussen partijen is allereerst in geschil of eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdens zijn werkzaamheden voor de afdeling marine bewapening gevoelige informatie heeft verworven. Verweerder acht niet aannemelijk gemaakt dat de door eiser in beroep overgelegde informatie, die bestaat uit een door eiser zelf opgemaakte document, niet publiekelijk toegankelijk is. Eiser heeft aangevoerd in bewijsnood te verkeren. Hij heeft geprobeerd experts te vinden om de gevoeligheid van de door hem gegeven informatie te onderbouwen, maar stelt dat dit niet gelukt is omdat het computersysteem waarmee gewerkt werd, genaamd het Mobiele Lanceringssysteem nummer 6, verouderd en van oorsprong Russisch is.
Voorts is tussen partijen in geschil of eiser vanwege zijn werk bij de afdeling marine bewapening geregistreerd staat in RES, dan wel bij de Cubaanse autoriteiten in de negatieve belangstelling staat. Verweerder acht één en ander niet aannemelijk gemaakt nu gebleken is dat eiser op legale wijze een paspoort heeft verkregen en daarmee zonder problemen het land is uitgereisd. Eiser heeft verwezen naar de expert testimony waarin onder meer staat dat het heel moeilijk is om er achter te komen wie op deze lijst staat. [persoon] acht het realistisch te veronderstellen dat toegang tot de lijst beperkt is tot “high ranked officials of the Cuban Intelligence” en personen die in dit veld werken. Voorts staat in de expert testimony onder verwijzing naar diverse voorbeelden uit het verleden vermeld dat het mogelijk is dat personen die geregistreerd staan in RES (zogenaamde ‘persons of interest’) een paspoort kunnen verkrijgen en daarmee kunnen uitreizen, dat maandelijkse “check ups” van overheidsfunctionarissen gebruikelijk zijn bij personen die zijn gekwalificeerd als ‘persons of interest’ en dat een ‘person of interest’ kan uitreizen ondanks dat er maandelijkse “check ups” zijn. Tot slot staat in de expert testimony vermeld dat de militaire database en het burgerlijke registratiesysteem wel gelinkt zijn met elkaar maar dat dit niet betekent dat een ‘person of interest’ geen paspoort kan krijgen.
5.2
De rechtbank acht de deskundigheid van [persoon] met het door eiser in beroep overgelegde cv voldoende onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft betwist dat eiser hiermee een oprechte inspanning heeft geleverd om zijn verzoek te staven en dat een bevredigende verklaring is gegeven omtrent het ontbreken hiervan. Evenwel ziet de rechtbank in de stellingen van eiser en de onderbouwing daarvan geen aanleiding om te oordelen dat verweerder onzorgvuldig en in strijd met de samenwerkingsverplichting als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van richtlijn 2011/95/EU (de Kwalificatierichtlijn) heeft gehandeld, door zonder nader onderzoek te concluderen dat niet is gebleken dat eiser beschikt over geheime informatie en in de RES geregistreerd staat. Daartoe is het volgende redengevend.
Zelfs indien vast zou komen vast te staan dat eiser tijdens zijn werkzaamheden voor de afdeling marine bewapening gevoelige informatie heeft verworven en hij om die reden geregistreerd staat in RES, is door eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Cuba een reëel risico op schending van artikel 3 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) loopt. De enkele omstandigheid dat eiser sinds juli 2012 minimaal maandelijks bezocht werd door het CIM en na zijn vertrek naar het buitenland het CIM verschillende malen bij zijn moeder is langs geweest, is daartoe onvoldoende. Eiser heeft niet kunnen verklaren waarom de CIM precies bij zijn moeder is langs geweest. Ook blijkt uit de e-mail van eisers moeder van 16 oktober 2016 niet dat de CIM concreet tegen haar heeft gezegd dat eiser zich binnen een bepaalde termijn dient te melden of wat eiser te wachten staat als hij dat niet doet. De stelling van eiser dat de Cubaanse overheid een versleutelde harddrive met muziekbestanden uit zijn doorgestuurde koffer zou hebben gehaald, acht de rechtbank speculatief en ongeloofwaardig. Zo is onverklaarbaar waarom de Cubaanse autoriteiten slechts één van twee harddrives/recorders uit de koffer zou hebben weggenomen en de koffer vervolgens zou hebben teruggestuurd naar Nederland. Voorts heeft eiser zijn stelling ter zitting dat hij aangifte heeft gedaan bij de luchtvaartmaatschappij maar dan zij hem niet konden helpen, niet kunnen onderbouwen. Ook zijn stelling ter zitting dat de betreffende harddrive/recorder het niet meer deed en dat de twee sluitingen van de koffer totaal kapot waren, heeft eiser niet onderbouwd terwijl dit wel op zijn weg lag.
Voorts acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat eiser gegronde vrees heeft voor een onevenredige of discriminatoire bestraffing/behandeling vanwege ongeoorloofd vertrek dan wel het delen van geheime informatie en/of spionage. Naast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Cubaanse autoriteiten hem ervan verdenken geheime informatie openbaar te hebben gemaakt – van een opsporings- of arrestatiebevel is bijvoorbeeld niet gebleken – heeft eiser geen wettelijke bepalingen genoemd waarop een dergelijke bestraffing zou kunnen worden gebaseerd. De enkele stelling op zitting dat in Cuba op landverraad de hoogste straf staat, acht de rechtbank onvoldoende. Dat in het Country Report on Human Rights Pratices 2015 van het Amerikaanse Department of State van april 2016 een voorbeeld staat opgenomen van een persoon die zonder berechting in een maximum-security prison heeft verbleven vanwege ‘charges of attempting an unautorized departure’, acht de rechtbank onvoldoende voor het aannemen van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM. Verder acht de rechtbank in dit kader van belang dat in de expert testimony van [persoon] niet staat vermeld wat de eventuele consequenties zijn als een ‘person of interest’ het land heeft verlaten en weer terugkeert.
5.3
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond.
5.4
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.