ECLI:NL:RBDHA:2017:8882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
7 augustus 2017
Zaaknummer
C/09/521050 / FA RK 16-8317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en kinderalimentatie in een internationale context met betrekking tot minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 juli 2017, is een verzoek behandeld van de moeder om de kinderalimentatie vast te stellen op € 600 per maand en om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] te wijzigen naar de vader in het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, die in het Verenigd Koninkrijk woont, onvoldoende financiële draagkracht heeft om aan de alimentatieverplichting te voldoen. De rechtbank heeft de draagkracht van de vader vastgesteld op GBP 22 per maand, wat in overeenstemming is met zijn netto maandinkomen van GBP 872. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op 1 november 2016, de datum van indiening van het verzoekschrift.

Wat betreft de wijziging van de hoofdverblijfplaats heeft de rechtbank geoordeeld dat het belang van de minderjarige niet gediend is bij een verhuizing naar de vader in het Verenigd Koninkrijk. De minderjarige is sinds haar geboorte door de moeder verzorgd en woont inmiddels al anderhalf jaar in Den Haag, waar zij naar school gaat en sociaal geworteld is. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats te wijzigen afgewezen, omdat de minderjarige in Nederland is geworteld en het in haar belang is om bij de moeder te blijven wonen.

De rechtbank heeft ook de zorgregeling, zoals vastgesteld door de Engelse rechter, opnieuw bevestigd en de moeder verplicht om een dwangsom van € 500 per keer te betalen indien zij niet voldoet aan de zorgregeling, tot een maximum van € 10.000. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-8317
Zaaknummer: C/09/521050
Datum beschikking: 12 juli 2017

Alimentatie, gezagsuitoefening en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 1 november 2016 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

de moeder/vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.G. Schnoor te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de vader/man,
wonende te [woonplaats] (Verenigd Koninkrijk),
advocaat: mr. J.H. Weermeijer te Delft.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van 20 juni 2017, van de zijde van de vader, met bijlagen.
Op 4 juli 2017 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de advocaat van de man, verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de moeder luidt:
- met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift de kinderalimentatie op € 600 per maand te bepalen, althans op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht;
- tot wijziging van na te melden beschikking inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, in die zin dat de moeder thans verzoekt te bepalen dat zij gehouden zal zijn om één week in de zomervakantie en één week in de kerstvakantie naar Engeland af te reizen en aldaar de vader in staat te stellen contact te hebben met [minderjarige] .
De moeder doet haar verzoek ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken – naar de rechtbank begrijpt – steunen op de stelling dat na de uitspraak van de Family Court at [woonpl. vader] and [woonpl. vader] van 9 december 2015 de omstandigheden zijn gewijzigd.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en verzoekt thans:
- af te geven een uitvoerbaar verklaring van de Engelse beschikking van 9 december 2015 ingevolge artikel 28 BrusselII bis;
- naar de rechtbank begrijpt, primair de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader in Engeland te bepalen;
- subsidiair te bepalen dat de vrouw een dwangsom van € 500,- verbeurt voor elke keer dat zij de minderjarige niet conform de zorgregeling naar Engeland brengt.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van 28 maart 2011 tot 24 juni 2016.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk).
- [minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- De vader heeft de Pakistaanse nationaliteit. De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit.
- Bij uitspraak van de Family Court at [woonpl. vader] and [woonpl. vader] (Verenigd Koninkrijk) van 9 december 2015 is – voor zover hier aan de orde – bepaald dat:
- [minderjarige] bij haar vader in Engeland verblijft de helft van de voorjaarsvakantie, twee niet aaneengesloten weken in de zomervakantie en de helft van de kerstvakantie;
- [minderjarige] bij haar vader in Nederland verblijft, om het weekend voor maximaal 2 dagen en 2 nachten, voor zover het voor de vader mogelijk is om naar Nederland af te reizen;
- er één keer per week contact plaatsvindt via Skype of Facetime met de ouder waar [minderjarige] op dat moment niet verblijft.

Beoordeling

Alimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 sub b van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) bevoegd om van het alimentatieverzoek kennis te nemen. De rechtbank zal op grond van artikel 3, eerste lid, van het Protocol van 23 november 2007 het Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Om proceseconomische redenen zal de rechtbank eerst de draagkracht van de man beoordelen.
Draagkracht man
De vrouw heeft gesteld dat moet worden uitgegaan van een inkomen van de man van
GBP 40.000 per jaar.
De man heeft de stelling van de vrouw betwist en ter onderbouwing daarvan drie aangiftes inkomstenbelasting over de periode 2013 – 2016 overgelegd, waaruit een fiscaal inkomen blijkt van respectievelijk GBP 8.115 (2013/2014), GBP 12.403 (2014/2015) en GBP 10.858 (2015/2016).
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw haar stelling, bij betwisting daarvan door de man, onvoldoende heeft onderbouwd. De enkele stelling dat zij de man tijdens een hoorzitting bij de Britse rechter heeft horen zeggen dat hij GBP 40.000 per jaar verdiende maakt dit inkomen niet aannemelijk. De rechtbank gaat voor het bepalen van de draagkracht van de man derhalve uit van een gemiddeld inkomen zoals blijkt uit de door hem overgelegde belastingaangiftes. Hieruit volgt een gemiddeld jaarinkomen van GBP 10.459 ((8.115+12.403+10.858)/3), resulterend in een netto maandinkomen van GBP 872, wat neerkomt op € 1.000,- (afgerond op honderdtallen).
Nu het NBI van de man lager is dan € 1.575 bedraagt zijn financiële draagkracht conform de draagkrachttabel € 25 per maand. Dit is ook het bedrag dat de man heeft aangeboden te betalen.
Aangezien de man zijn inkomen genereert in GBP, zal de rechtbank bepalen dat de man aan de vrouw dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] (afgerond) GBP 22 per maand. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank deze bijdrage redelijk en billijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
Behoefte
Nu het bedrag aan te betalen kinderalimentatie wordt begrensd door de draagkracht van de man, zal de rechtbank, mede gelet op het ontbreken van de benodigde gegevens, de berekening van de behoefte van [minderjarige] achterwege laten.
Ingangsdatum
De rechtbank zal de ingangsdatum van de bijdrage in de kosten van [minderjarige] in redelijkheid vaststellen op de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 1 november 2016.
Wijziging hoofdverblijfplaats
De rechtbank heeft het verzoek van de man tot remigratie van [minderjarige] naar het Verenigd Koninkrijk opgevat als een verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] , in die zin dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats voortaan bij de man zal hebben.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter
bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek van de man.
Inhoudelijk
Uit de stellingen van de man en de toelichting daarop ter zitting, is het de rechtbank gebleken dat het verzoek met name is ingegeven door zijn ongenoegen over het niet nakomen van de zorgregeling door de vrouw. Sinds het vertrek van [minderjarige] uit het Verenigd Koninkrijk in 2015 heeft de man haar nog maar eenmaal een week bij zich gehad. Dit in weerwil van de door de Engelse rechter vastgestelde zorgregeling. Hoewel de wens van de man om [minderjarige] meer bij zich te hebben begrijpelijk is, is de rechtbank van oordeel dat het belang van [minderjarige] niet gediend is bij wijziging van haar hoofdverblijfplaats bij de man. [minderjarige] is sinds haar geboorte door haar moeder verzorgd en woont sinds het uiteengaan van partijen bij haar. Inmiddels woont zij ruim anderhalf jaar in Den Haag, waar zij sinds een aantal maanden naar school gaat, vriendjes heeft en het haar daar goed gaat. Zodoende is [minderjarige] in Den Haag geworteld en aan haar moeder gehecht. Tegen deze achtergrond is het niet in haar belang dat haar hoofdverblijfplaats bij de vader in het Verenigd Koninkrijk wordt bepaald. De rechtbank zal het verzoek van de man derhalve afwijzen.
Zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De gewone verblijfplaats van [minderjarige] is in Nederland. De Nederlandse rechter is derhalve bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek van de moeder.
Wijziging van omstandigheden
De rechtbank is gebleken dat na voormelde vaststelling van een de zorgregeling de omstandigheden zijn gewijzigd. Immers, gebleken is dat er geen (volledige) uitvoering wordt gegeven aan de zorgregeling zoals die is bepaald bij de hiervoor vermelde uitspraak. [minderjarige] heeft haar vader in oktober 2016 voor het laatst bezocht.
Inhoudelijk
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de vrouw gesteld dat zij om financiële redenen niet in staat is om uitvoering te geven aan de door de Engelse rechter vastgestelde zorgregeling. Zij moet rondkomen van een bijstandsuitkering, de reis- en verblijfkosten naar/in het Verenigd Koninkrijk zijn aanzienlijk en de vader draagt niet bij in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
De vader heeft verweer gevoerd en gesteld dat de moeder onder voorwaarde van de vastgestelde zorgregeling met [minderjarige] naar Nederland mocht verhuizen en dat zij kort na de verhuizing die voorwaarde niet nakwam.
De rechtbank stelt voorop dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij goed en regelmatig contact onderhoudt met de vader. Daartoe is het wekelijks contact via Skype dan wel Facetime alleen onvoldoende. De rechtbank acht contact in levende lijve tussen [minderjarige] en haar vader van groot belang voor het in stand houden en ontwikkelen van hun relatie. Gelet op de omstandigheid dat de vader in het Verenigd Koninkrijk woont en [minderjarige] met de moeder naar Nederland is verhuisd, is de rechtbank van oordeel dat de in de hiervoor vermelde uitspraak vastgelegde zorgregeling alleszins redelijk en in het belang van [minderjarige] is. De moeder heeft toestemming van de Engelse rechter gekregen om met [minderjarige] naar Nederland te verhuizen waarbij een duidelijke zorgregeling is vastgelegd. Die zorgregeling acht ook deze rechtbank nog steeds in het belang van [minderjarige] .
De moeder heeft haar stelling dat zij de zorgregeling vanwege financiële redenen niet zou kunnen nakomen, bij betwisting daarvan door de vader, onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat zij moet rondkomen van een bijstandsuitkering is daartoe onvoldoende. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de moeder naast de bijstandsuitkering aanspraak kan maken op het kindgebonden budget, kinderbijslag en toeslagen. Daarnaast draagt de vader voor de helft bij in de reiskosten van zowel de moeder als [minderjarige] welke verplichting door de Engelse rechter is vastgelegd. De rechtbank stelt voorts vast dat de man deze verplichting ook daadwerkelijk nakomt. De moeder kan voorts de kosten verbonden aan de zorgregeling minimaliseren door zelf op en neer te reizen in plaats van in het Verenigd Koninkrijk in een hotel te verblijven tijdens het bezoek van [minderjarige] aan de vader. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat de moeder in Engeland dient te verblijven tijdens de weken dat [minderjarige] bij haar vader verblijft. De moeder heeft ter zitting voorgerekend dat de reiskosten (inclusief extra bagagekosten die niet nodig zijn indien de moeder zelf weer terugreist) ongeveer € 280,- is. Ook een extra retourticket voor de moeder in aanmerking nemende, is de helft van deze kosten voor iemand met een inkomen op bijstandsniveau vermeerderd met toeslagen te dragen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding de zorgregeling te wijzigen. Wel zal de rechtbank de zorg- en contactregeling zoals door de Engelse rechter bepaald in de hiervoor vermelde uitspraak nogmaals vastleggen, met slechts een enkele wijziging ter verduidelijking van de praktische uitvoerbaarheid van de regeling en met achterwege lating van bepalingen die zien op perioden in het verleden.
Dwangsom
Vaststaat dat de zorgregeling nog slechts eenmaal door de moeder is nagekomen. De moeder heeft om haar moverende redenen (zoals onder meer ziekte [minderjarige] , ziekte van de moeder zelf, onduidelijke afspraken) geen (volledige) uitvoering gegeven aan de door de Engelse rechter vastgelegde zorgregeling. De moeder zegt weliswaar het belangrijk te vinden dat er regelmatig contact plaatsvindt tussen [minderjarige] en haar vader, maar zij handelt hier niet naar. Hierin ziet de rechtbank aanleiding de moeder te verplichten een dwangsom aan de vader te betalen indien zij geen uitvoering geeft aan de thans vastgelegde zorgregeling. De rechtbank zal de dwangsom stellen op € 500,- (per keer) dat zij niet afreist naar het Verenigd Koninkrijk om [minderjarige] in het kader van de zorgregeling bij de vader brengen, tot een maximum van € 10.000,-. Voorts zal worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
Verzoek artikel 28 Brussel II bis
Daargelaten de vraag of een dergelijk verzoek toewijsbaar is, heeft de man geen belang meer bij zijn verzoek, nu de zorgregeling in deze beschikking zal worden opgenomen en uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van Family Court at [woonpl. vader] and [woonpl. vader] (Verenigd Koninkrijk) van 9 december 2015 – :
*
bepaalt de door de man met ingang van 1 november 2016 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] Atiq, geboren op 6 maart 2013 te Gloucestershire (Verenigd Koninkrijk), op GBP 22 per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] Atiq, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) bij de vader zal zijn:
- de helft van de meivakantie;
- twee niet aaneengesloten weken in de zomervakantie, tenzij partijen overeenkomen dat dit wel twee aaneengesloten weken zijn;
- de helft van de kerstvakantie,
waarbij partijen niet later dan een maand van te voren de data en tijdstippen van reis- en verblijf overeenkomen;
waarbij de vader de helft van de reiskosten van de moeder en [minderjarige] voldoet, en deze kosten door de vader uiterlijk 21 dagen voor vertrek aan de moeder worden voldaan;
veroordeelt de moeder tot betaling aan de vader van een dwangsom van € 500,- per keer dat de moeder niet afreist naar het Verenigd Koninkrijk om [minderjarige] in het kader van de zorgregeling bij de vader te brengen, tot een maximum van € 10.000,- en bepaalt dat deze dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals hierboven is overwogen;
bepaalt dat [minderjarige] gedurende de schoolperiode bij haar vader zal zijn, voor zover de vader de mogelijkheid heeft om naar Nederland af te reizen en daar te verblijven, om het weekend voor niet meer dan 2 dagen en 2 nachten, waarbij de vader de moeder een week van te voren op de hoogte brengt wanneer hij naar Nederland komt en waar hij met [minderjarige] verblijft;
bepaalt dat [minderjarige] één keer per week contact heeft met de ouder waar zij op dat moment niet verblijft via Skype of Facetime, of vaker indien [minderjarige] hierom verzoekt, en dat de ouder waar zij op dat moment verblijft dit faciliteert;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M. Boone, K.M. Braun en L. van Hoppe, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. M. Molenaar als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2017.