ECLI:NL:RBDHA:2017:8871
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en minderjarigheid in het kader van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een minderjarige, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-verordening. De eiser stelde dat hij minderjarig was en dat zijn geboortedatum niet correct was vastgesteld door de Italiaanse autoriteiten. Hij voerde aan dat hij bij aankomst in Italië zeer ziek was en dat de geregistreerde geboortedatum aan hem was toegekend, niet door hemzelf was opgegeven. Ter onderbouwing van zijn minderjarigheid overhandigde hij een doopakte, die volgens hem als bewijs moest dienen.
De rechtbank overwoog dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Italië de geboortedatum niet deugdelijk had vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om bewijs te leveren van zijn minderjarigheid, en dat de ingebrachte doopakte niet als identificerend document kon worden beschouwd, omdat deze niet voorzien was van een pasfoto. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat was om zijn leeftijd te bewijzen en dat de staatssecretaris terecht had aangenomen dat de eiser meerderjarig was. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.