ECLI:NL:RBDHA:2017:8842
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor moeder en kinderen op basis van tegenstrijdige verklaringen
Op 4 augustus 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een moeder en haar twee minderjarige kinderen, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat er volgens de staatssecretaris onvoldoende bewijs was van een duurzame en exclusieve relatie tussen de moeder en haar partner, die de Nederlandse nationaliteit bezit. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de moeder en de partner tijdens hun gehoren op essentiële punten tegenstrijdig waren, wat de staatssecretaris in zijn besluit heeft kunnen meenemen. De rechtbank vond dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een deugdelijk bewezen relatie, en dat de afwijzing van de mvv-aanvraag geen schending opleverde van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Eisers, de moeder en haar kinderen, waren het niet eens met de beslissing en stelden dat de staatssecretaris te veel gewicht had toegekend aan enkele niet-gelijkluidende verklaringen. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had dat er geen duurzame en exclusieve relatie was aangetoond. De rechtbank wees ook de argumenten van eisers over cognitieve problemen van de moeder af, omdat deze niet tijdig waren ingebracht en de medische verklaring niet overtuigend was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep binnen vier weken na verzending.