ECLI:NL:RBDHA:2017:8788
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid België en humanitaire clausule
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een asielzoeker, zijn aanvraag niet in behandeling genomen zag door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Dit besluit was gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij verweerder stelde dat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op grond van de Dublinverordening. Eiser had eerder een asielprocedure in België doorlopen en had sindsdien het grondgebied van de lidstaten niet verlaten. De rechtbank overwoog dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was, wat betekent dat verweerder er in beginsel vanuit mocht gaan dat België zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser was niet in staat om aannemelijk te maken dat België niet aan deze verplichtingen voldeed, ondanks zijn claims over systeemfouten in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in België.
De rechtbank behandelde ook het beroep van eiser op artikel 8 van het EVRM, dat werd gezien als een beroep op de humanitaire clausule van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelde dat verweerder geen aanleiding had hoeven zien om deze clausule toe te passen, gezien de omstandigheden van de zaak en de relatie van eiser met een Nederlandse vrouw. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.