ECLI:NL:RBDHA:2017:8774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 10363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N. Desloover, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. E. Kok. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was door het Uwv geweigerd per eerdere datum, omdat men van mening was dat eiseres nog kans op herstel had. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank heeft de zaak behandeld en op 5 juli 2017 een zitting gehouden waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het Uwv.

De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het Uwv de medische situatie van eiseres zorgvuldig heeft beoordeeld. Eiseres had diverse klachten, maar de verzekeringsarts concludeerde dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b voldoende medische informatie had verzameld en dat de rapporten van de verzekeringsartsen op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen. Eiseres voerde aan dat haar klachten ernstig waren en dat zij niet in staat was om de voorgehouden functies te verrichten, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b aannemelijk had gemaakt dat eiseres in staat was om meer dan 20% van het voor haar geldende maatmaninkomen te verdienen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/10363

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Desloover),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Kok).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder per eerdere datum eiseres een uitkering ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
Bij besluit van 14 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De beroepsgronden zijn in een later stadium ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van R.T. Elzerman, bedrijfsarts. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Bij besluit van 9 september 2009 heeft verweerder geweigerd eiseres per 12 augustus 2009 in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering.
1.2
Op 19 januari 2015 heeft eiseres zich ziek gemeld met darm-, rug-, maag-, knie- en gewrichtsklachten en oorsuizen voor haar werk als procesbegeleider bij het Uwv. Nadien heeft zij gedeeltelijk gewerkt. In juni 2015 is zij volledig uitgevallen wegens psychische klachten.
Met een aanvraag van 10 april 2016 heeft eiseres verzocht om een WIA-uitkering met een verkorte wachttijd in verband met volledige duurzame arbeidsongeschiktheid.
1.3
Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering per eerdere datum, omdat zij volgens verweerder nog kans heeft op herstel.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit is overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van mening is dat het standpunt van de primaire verzekeringsarts dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor een vervroegde IVA-uitkering, dient te worden gehandhaafd. De arbeidsdeskundige b&b heeft, na raadpleging van het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) op basis van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 december 2016, vastgesteld dat er passende functies zijn te duiden. Dit betekent dat toekenning van een vervroegde IVA-uitkering terecht is geweigerd, aldus verweerder.
Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat de verzekeringsarts b&b een veelheid aan stoornissen heeft onderkend en daaraan ook de nodige beperkingen heeft verbonden.
Bij brief van 4 juli 2017 heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts b&b van 30 juni 2017 en een rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 3 juli 2017 overgelegd. Ter zitting is namens verweerder nog een rapport van de verzekeringsarts b&b van 5 juli 2017 in het geding gebracht.
3. Eiseres voert aan dat zij de beoordeling door de verzekeringsarts b&b als een vrijwel volledige miskenning van de aard en ernst van haar medische problematiek beschouwt. Eiseres kampt met diverse ziekten en/of gebreken die ernstige belemmeringen in het dagelijks functioneren met zich meebrengen. Zij voert voorts aan dat zij geenszins in staat kan worden geacht de voorgehouden functies te verrichten. Verweerder is naar de mening van eiseres ten onrechte niet tot de conclusie gekomen dat sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres bij brief van 13 juni 2017 een rapport Diagnostiek arbeidsbelastbaarheid van Rijndam Arbeidsrevalidatie ( Rijndam ) van 9 juni 2017 overgelegd. Bij brief van 4 juli 2017 heeft eiseres een nadere onderbouwing van de reeds eerder getrokken conclusies van 3 juli 2017 van dr. L.A.M. Elders van Rijndam ingediend.
4.1
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
4.2
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekerings-artsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegen-strijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
5.1
De primaire verzekeringsarts heeft op 17 mei 2016 zowel lichamelijk als psychisch onderzoek bij eiseres verricht en medische informatie ingewonnen bij de behandelaars van eiseres. Naar aanleiding van ontvangen informatie van de behandelend revalidatiearts en psychiater heeft de primaire verzekeringsarts op 20 juli 2016 een aanvullende rapportage opgesteld waarin is geconcludeerd dat niet uitgesloten is dat de belastbaarheid zal verbeteren, waardoor niet wordt voldaan aan de criteria voor een IVA-uitkering met verkorte wachttijd.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft op 13 december 2016 rapport uitgebracht, waarin hij heeft uiteengezet waarom hij het eens is met de bevindingen van de primaire verzekeringsarts, zij het met een andere argumentatie. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en -anders dan eiseres ter zitting heeft gesteld- op 14 oktober 2016 zowel lichamelijk als psychisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b beschikte over veel medische informatie vanaf 1995 en over recente medische informatie van de behandelend neuroloog, revalidatiearts en huisarts van eiseres en van de bedrijfsarts van het Uwv. De verzekeringsarts b&b heeft deze informatie kenbaar betrokken bij zijn beoordeling. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b beargumenteerd waarom hij het niet eens is met de visie van de psychiater over de psychiatrische diagnose. De rechtbank is daarom van oordeel dat in deze zaak een zorgvuldig medisch onderzoek is verricht.
5.2
De verzekeringsarts b&b acht aannemelijk dat eiseres diverse klachten heeft, maar is van oordeel dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat hypermobiliteit van de gewrichten gevolgen heeft voor de enkels en voeten bij lopen, staan en dergelijke. Daardoor is eiseres vrij fors beperkt voor onder meer lopen, staan, traplopen, tillen/dragen/duwen/trekken. Daarnaast is er volgens de verzekeringsarts b&b geen medische onderbouwing voor de stelling dat werken bij kamertemperatuur in een gebouw met airconditioning niet mogelijk is. Voorts heeft hij -evenals de primaire verzekeringsarts- geen ernstige psychische beperkingen bij eiseres vastgesteld. Verder heeft hij geen reden gezien voor een urenbeperking, omdat eiseres geen stoornissen heeft gepaard gaande met belangrijke energetische consequenties en ook geen stoornissen op grond waarvan uit preventieve overwegingen een urenbeperking gesteld zou moeten worden. Aan de hand van zijn bevindingen heeft de verzekeringsarts b&b een FML opgesteld waarin hij de beperkingen van eiseres heeft vastgelegd, waarmee passende functies te duiden zijn. Van volledige arbeidsongeschiktheid is dan ook geen sprake, zodat eiseres niet voldoet aan de criteria voor toekenning van vervroegde IVA, aldus de verzekeringsarts b&b.
5.3
Uit het door eiseres in beroep overgelegde rapport van 9 juni 2017 en de nadere onderbouwing van 3 juli 2017 van Rijndam is naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden dat de FML van 30 juni 2017 een onjuist beeld geeft van de beperkingen van eiseres voor het verrichten van arbeid. Hetgeen in het rapport en in de reactie van 3 juli 2017 wordt gesteld over het ontbreken van een diagnose in het rapport van de verzekeringsarts is op zich juist, maar kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, nu op pagina 5 van het rapport van de verzekeringsarts b&b van 13 december 2016 wel verschillende diagnosen zijn gesteld, te weten chronische idiopathische PNP, hypermobiliteit van de gewrichten, obesitas, knie- en voetklachten, aspecifieke lage rugpijn en stemmingsklachten.
De verzekeringsarts b&b heeft blijkens zijn rapport van 30 juni 2017 aanleiding gezien aan de FML toe te voegen dat sprake is van allergie voor (huidschilfers van) paard en hond, maar volgens deze arts wordt in het rapport van Rijndam niet nader onderbouwd dat eiseres volledig en duurzaam beperkt is en geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft. Daarnaast is volgens de verzekeringsarts b&b in het rapport van Rijndam de wet- en regelgeving zoals die aan de orde is bij arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen in het kader van de WIA niet toegepast. In dit verband wordt vastgesteld dat op pagina 4 van het rapport van Rijndam van 9 juni 2017 weliswaar wordt geconcludeerd dat eiseres door haar aandoeningen meer beperkingen heeft dan aangegeven in de FML, maar naar het oordeel van de rechtbank wordt deze conclusie in de (para)medische onderbouwing onvoldoende inzichtelijk gemaakt. In zijn reactie van 5 juli 2017 heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat de nadere onderbouwing van Rijndam van 3 juli 2017 een opsomming bevat van diagnoses en klachten die hij reeds in bezwaar heeft meegewogen.
Dat er geen medische onderbouwing is voor de stelling dat werken bij kamertemperatuur in een gebouw met airconditioning niet mogelijk is wordt ook in het rapport van Rijndam bevestigd.
Gelet op de rapporten van de verzekeringsarts b&b van 13 december 2016, 30 juni 2017 en 5 juli 2017 biedt het rapport van Rijndam van 9 juni 2017 en de nadere onderbouwing van 3 juni 2017 naar het oordeel van de rechtbank geen reden voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals door eiseres verzocht.
5.4
Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. De arbeids-deskundige b&b heeft blijkens zijn rapport van 13 december 2016 de signaleringen, in overleg met de verzekeringsarts b&b, van een toelichting voorzien. Blijkens zijn rapport van 3 juli 2017 acht de arbeidsdeskundige b&b de eerder geduide functies nog steeds passend voor eiseres. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat eiseres de werkzaamheden verbonden aan de functies productiemedewerker industrie, samensteller/wikkelaar en administratief medewerker kan verrichten. De arbeidsdeskundige b&b heeft daarom terecht geconcludeerd dat de geduide functies voor eiseres geschikt zijn, zodat zij in staat is meer dan 20% van het voor haar geldende maatmanloon te verdienen.
6. Op grond van medisch en arbeidsdeskundig onderzoek van verweerder kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat eiseres slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is immers op goede gronden vastgesteld op minder dan 80%. De rechtbank is reeds hierom van oordeel dat beantwoording van de vraag of al dan niet sprake is van duurzame beperkingen achterwege kan blijven, nu aanspraak op een IVA-uitkering niet bestaat vanwege het ontbreken van volledige arbeidsongeschiktheid.
7. Het beroep is dan ook ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meessen, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.