Overwegingen
1. Eiser is van Soedanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op
3 juni 2015 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 28 juli 2015 heeft verweerder deze aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Het door eiser hiertegen ingestelde beroep heeft deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, bij uitspraak van 3 september 2015 (AWB 15/14470) ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 november 2015 (201507582/3/V2) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard. In rechte staat vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot de Nuba stam behoort en dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden.
2. Eiser heeft op 21 april 2017 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft aan deze aanvraag ten grondslag gelegd dat hij wel degelijk tot de Nuba stam behoort. Ter onderbouwing hiervan heeft hij een brief van de Nuba Survival Foundation van 22 maart 2017 overgelegd.
Verder heeft eiser aan deze aanvraag ten grondslag gelegd dat hij sinds 28 juli 2015 lid is van de Justice and Equality Movement (JEM). Hij heeft zijn politieke activiteiten voor de JEM in Nederland verder geïntensiveerd, waaronder het werven van nieuwe leden en deelname aan demonstraties en bijeenkomsten gericht tegen de Soedanese regering. Eiser vreest vervolging door de overheid bij terugkeer naar Soedan omdat de overheid op de hoogte is van zijn oppositieactiviteiten. Ter onderbouwing van zijn politieke activiteiten in Nederland heeft eiser het volgende overgelegd: foto’s van demonstraties waarop eiser zichtbaar is, prints van plaatsing van deze foto’s op een tweetal websites, prints van zijn facebookaccount en een link van een film op YouTube.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. Tevens is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Volgens verweerder heeft eiser met de brief van de directeur van de Nuba Survival Foundation van 22 maart 2017 niet alsnog zijn Nuba etniciteit onderbouwd. Verweerder heeft hiertoe, onder verwijzing naar een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 9 mei 2017, overwogen dat de authenticiteit van de brief niet kan worden vastgesteld. Daarnaast is overwogen dat de inhoud van de brief niet op basis van objectieve, verifieerbare bronnen tot stand is gekomen, nu de opsteller van de brief eiser slechts aan de telefoon heeft gesproken.
Verweerder heeft eiser gevolgd in zijn verklaringen over zijn politieke activiteiten in Nederland. Eiser heeft volgens verweerder echter niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Soedan te vrezen heeft als gevolg van deze activiteiten. Verweerder heeft hieraan onder meer ten grondslag gelegd het rapport van het UK Home Office ,“Country Information and Guidance Sudan: ‘Sur place’ activity in the UK”, van augustus 2016 (hierna: rapport van het UK Home Office) en aan de hand van de vijf in par. 2.2.4 van het rapport genoemde risicofactoren geconcludeerd dat eiser zich niet dermate van vele anderen onderscheidt dat specifiek hij een risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Soedan.
t.a.v. gestelde Nuba etniciteit
4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de brief van de Nuba Survival Foundation van 22 maart 2017 ten onrechte buiten beschouwing is gelaten. Het betreft een originele brief, afkomstig van de directeur van een officiële organisatie, zodat verweerder nader onderzoek had kunnen doen door met de directeur contact op te nemen. Eiser heeft in beroep een aanvullende brief van deze directeur overgelegd van 12 juni 2017, waarin verklaard wordt hoe het contact met eiser tot stand is gekomen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser met de brief van 22 maart 2017 van de Nuba Survival Foundation niet zijn gestelde Nuba etniciteit heeft onderbouwd. Nog afgezien van het feit dat de authenticiteit niet kan worden vastgesteld, heeft verweerder terecht overwogen dat de brief niet op objectieve en verifieerbare bronnen tot stand is gekomen. De directeur heeft immers verklaard dat hij eiser telefonisch heeft gesproken en hem nimmer persoonlijk heeft ontmoet, hetgeen in de aanvullende brief van 12 juni 2017 wordt herhaald. Dat de directeur de familie van eiser zou kennen, is onvoldoende om de gestelde etniciteit van eiser aannemelijk te achten.
t.a.v. politieke activiteiten in Nederland
6. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn politieke activiteiten in Nederland in de negatieve belangstelling van de Soedanese autoriteiten is komen te staan. Volgens eiser zijn de niet-limitatief opgesomde factoren, zoals vermeld in het rapport van het UK Home Office van augustus 2016, op hem van toepassing, zodat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging en ernstige schade. Voorts blijkt uit dit rapport dat de Soedanese autoriteiten politieke opposanten in het buitenland in de gaten houden en dat sommige van hen bij terugkeer zijn geconfronteerd met foto’s, die door de Soedanese veiligheidsdiensten zijn genomen. In dit kader heeft hij voorts een beroep gedaan op e-mailwisselingen tussen Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) en expert E. Reeves van 5 augustus 2016 en van 2 september 2016, en een e-mail wisseling tussen VWN en Soedanexpert P. Verney.
Eiser heeft daarnaast een beroep gedaan op het arrest A.I. tegen Zwitserland, 23378/15 van 30 mei 2017 van het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM). Eiser heeft tot slot aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op zijn stelling in de zienswijze dat van eiser bij terugkeer niet verlangd kan worden dat hij zijn politieke overtuiging voor zich moet houden.
7. De rechtbank overweegt dat uit het hiervoor aangehaalde rapport van het UK Home Office volgt dat de Soedanese autoriteiten niet veel nodig hebben om iemand in het vizier te krijgen, maar dat nu zovelen worden bestempeld als mogelijke opponenten, dit de Soedanese overheid dwingt te onderzoeken welke personen zij een gevaar vinden en welke niet. Het rapport benoemt in paragraaf 2.2.4 vijf factoren die relevant kunnen zijn bij de beoordeling of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich onderscheidt van anderen die zich tegen de Soedanese autoriteiten hebben uitgelaten en dat specifiek hij het risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar dat land. Ook uit twee recente arresten van het EHRM van 30 mei 2017 (N.A. tegen Zwitserland, 50364/14 en bovengenoemde A.I. tegen Zwitserland, 23378/15), volgt dat deze factoren een rol spelen bij het vaststellen van negatieve belangstelling van de Soedanese autoriteiten voor opposanten in het buitenland, en dat daarbij meeweegt hoe belangrijk de rol van de vreemdeling is bij oppositieactiviteiten.
In het rapport worden de volgende factoren onderscheiden:
“
These types of factors may include if a person:
(1) has been of previous interest to the authorities in Sudan and abroad (including being on a travel watch list)
(2) has promoted anti-regime opinions through online media, such as Twitter, Facebook and Youtube as well as Sudanese community forums
(3) has or had contact with Sudanese opposition groups inside and outside of Sudan, including attending public meetings or events, being a member or supporting opposition groups, or has an online profile connected with opposition groups that can be traced to the individual or email addresses linked to opposition groups
(4) the nature of the opposition group with which a person has an association, and the extent to which that group is targeted by the Sudanese government, in Sudan, at the current time
(5) a person’s family connections or personal links to known political opponents.”
8.
Niet is in geschil dat verweerder bij de hiervoor bedoelde beoordeling gebruik heeft kunnen maken van het rapport van UK Home Office en de vijf daarin vermelde factoren. Voorts is niet in geschil dat eiser sinds 28 juli 2015 lid is van de JEM, dat hij 5 of 6 keer heeft gedemonstreerd, dat hij 7 of 8 keer nieuwe mensen heeft geïnformeerd over de JEM, en dat eiser zich op zijn facebook-account kritisch uitlaat over het regime van Soedan.
9.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat factor 1 niet op eiser van toepassing is, nu zijn asielrelaas in de vorige procedure ongeloofwaardig is bevonden en er tot op heden geen aanwijzingen zijn dat de autoriteiten in Soedan als gevolg van zijn activiteiten in Nederland daadwerkelijk naar hem op zoek zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten aanzien van factor 2 terecht geconcludeerd dat de foto’s van de demonstraties, waar eiser met anderen op staat, tevens op twee websites zijn terug te vinden, maar zonder zijn personalia, zodat hij niet herkenbaar is. Ook op het filmpje wordt zijn naam niet genoemd. Uit zijn verklaringen is voorts gebleken dat zijn facebook-account niet publiekelijk toegankelijk is. Ten aanzien van de factoren 3 en 4 heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht overwogen dat eiser weliswaar lid is van de JEM, maar dat niet is gebleken dat hij een onderscheidende functie bekleedt, nu hij niet de enige is die demonstreert en nieuwe mensen voor de JEM rekruteert. Hierdoor onderscheidt hij zich niet van anderen die zich tegen de Soedanese autoriteiten hebben uitgelaten. Voorts heeft hij verklaard dat hij geen contact heeft met leden van de oppositie in Soedan. Daarnaast is niet gebleken dat eiser over een online profiel beschikt dat hem in verband brengt met oppositiegroepen.
Ten aanzien van factor 5 heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen familieleden heeft die de aandacht van de Soedanese autoriteiten hebben. De gestelde politieke activiteiten van eisers broer en oom in Soedan zijn immers in de vorige asielprocedure ongeloofwaardig geacht. Daarbij is tevens geoordeeld dat eisers broer niet vanwege zijn politieke activiteiten in Nederland in de negatieve belangstelling van de Soedanese autoriteiten zou staan. Verweerder heeft tot slot terecht gesteld dat niet gebleken dat eiser persoonlijk contact heeft met bekende politieke opposanten.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich gelet op de voorgaande concrete beoordeling van feiten en omstandigheden terecht op het standpunt gesteld dat eiser zich niet onderscheidt ten opzichte van vele anderen, waardoor hij niet in de negatieve belangstelling staat van de Soedanese overheid. De vrees voor vervolging dan wel een risico op ernstige schade is derhalve niet aannemelijk.
11. Anders dan eiser in beroep heeft aangevoerd, is verweerder hiermee genoegzaam gemotiveerd ingegaan op zijn stelling in de zienswijze dat van hem bij terugkeer geen terughoudendheid ten aanzien van zijn politieke overtuiging verlangd mag worden. De rechtbank is overigens van oordeel dat iemands politieke overtuiging niet een kenmerk is dat voor de identiteit dermate fundamenteel is dat van de betrokkene niet mag worden gelangd zich terughoudend op stellen.
12. De rechtbank is voorts van oordeel dat geen sprake is van een situatie die vergelijkbaar is met die in voornoemd arrest van A.I. tegen Zwitserland van 30 mei 2017, gelet op de rol van betrokkene in die zaak bij de oppositieactiviteiten. Betrokkene nam immers deel aan internationale conferenties over Soedan, publiceerde artikelen op internet en werd persvoorlichter van de JEM in Zwitserland. Ook bezocht hij regelmatig de leiders van de oppositiepartij. Het EHRM was daarom van oordeel dat er bij uitzetting van A.I. gegronde redenen waren om schending van artikelen 2 en 3 van het EVRM aannemelijk te achten.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is eerder sprake van een situatie die vergelijkbaar is met die in voornoemd arrest van N.A. tegen Zwitserland van 30 mei 2017, waarin het EHRM concludeerde dat er geen dergelijk risico voor de betrokkene aanwezig was. Betrokkene was weliswaar al lang lid van de JEM in Zwitserland maar deed alleen mee aan activiteiten van de oppositiepartij in Zwitserland. Hij had geen openbare positie in de JEM, hij heeft de beweging nooit gerepresenteerd, zijn naam is niet genoemd en hij was niet actief op het internet. Verder had hij geen persoonlijke of familiebanden met belangrijke oppositieleden in ballingschap.
14. Ten aanzien van het inreisverbod heeft eiser in beroep volstaan met een verwijzing naar de zienswijze. Nu verweerder daar in het bestreden besluit gemotiveerd op heeft gereageerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
15. Het beroep is gelet op het voorgaande ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.