ECLI:NL:RBDHA:2017:8623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
1 augustus 2017
Zaaknummer
NL17.5159
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser

Op 1 augustus 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een asielzoeker uit Guinee, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De eiser, geboren in 1989, had zijn aanvraag ingediend op basis van de vrees voor vervolging vanwege zijn deelname aan een demonstratie ter herdenking van slachtoffers van een gewelddadige gebeurtenis in 2009, waarbij zijn broer aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank vond het niet geloofwaardig dat eiser werd gezocht door de autoriteiten, vooral omdat hij legaal zijn land had verlaten zonder problemen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van eiser inconsequent waren en niet overeenkwamen met verifieerbare informatie over de situatie in Guinee. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees op het ontbreken van aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.5159

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. J.C. van Zundert),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W. Kreumer).

ProcesverloopBij besluit van 15 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2017.Eiser is verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is verschenen mevrouw M.E. Velleman, tolk.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1989 en de Guinese nationaliteit te hebben. Op 1 juli 2017 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. De broer van eiser, [persoon] , is op 28 september 2009 aanwezig geweest bij een bijeenkomst in het stadion, waarbij de deelnemers zijn beschoten. Eiser heeft zijn broer sindsdien niet meer gezien. Op 26 februari 2017 heeft eiser deelgenomen aan een manifestatie om de slachtoffers van 28 september 2009 te herdenken. De politie heeft de aanwezigen uit elkaar gedreven. Eiser is weggerend en heeft zich verstopt. Eiser werd gebeld door zijn moeder, met de mededeling dat de politie aan huis was gekomen. Twee neven van eiser zijn gearresteerd en één van de neven heeft het huis van eiser moeten aanwijzen van de politie omdat de politie op zoek was naar eiser.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). In het asielrelaas heeft verweerder de volgende relevante elementen onderscheiden: 1. nationaliteit, identiteit en herkomst, 2. de broer van eiser ( [persoon] ) was op 28 september 2009 aanwezig bij een bijeenkomst in een stadion waarna hij is verdwenen, 3. eiser wordt gezocht door de autoriteiten omdat hij op 26 februari 2017 op een rotonde stond teneinde zijn broer te herdenken. Verweerder acht de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Dat de broer van eiser op 28 september 2009 aanwezig was bij een bijeenkomst in een stadion waarna hij is verdwenen acht verweerder niet geloofwaardig. Dat eiser problemen heeft gehad met de autoriteiten omdat hij op 26 februari 2017 zijn broer en de gevallenen van 28 september 2009 heeft herdacht wordt ook niet geloofwaardig geacht door verweerder.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe het volgende – zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd. Eiser verwijst voor wat betreft de massale slachtpartij van 2009 in Guinee naar het verslag dat Human Right Watch heeft vervaardigd onder de titel ‘Bloody Monday, dat is verschenen in december 2009. De getuigenverklaringen komen volledig overeen met hetgeen eiser heeft verklaard over zijn ervaringen met de zoektocht naar zijn broer bij achtereenvolgens het ziekenhuis en het mortuarium. Eiser behoefde niet alles te weten gelet op zijn traumatische ervaring door het kwijtraken van zijn broer. De conclusie met betrekking tot de geloofwaardigheid van de dood van de broer van eiser is te lichtvaardig. Eiser wijst in dat kader op het cijfer van 200-300 doden niet onwaar behoeft te zijn. Human Right Watch spreekt in haar rapport over een bewezen aantal van 150, maar juist door de spoorloze verdwijning van de lijken kan dit ook hoger zijn. De deelname aan de demonstratie van februari 2017 is eveneens ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Bij het in de kiem smoren van een demonstratie is het waarschijnlijker dat daarover niet gepubliceerd wordt. Uit de rapportage van Human Right Watch volgt dat het overgrote deel van de slachtoffers van het bloedbad tot de Peul behoorden. Juist deze etnische achtergrond in combinatie met het feit dat eiser net als zijn neven het risico loopt op een langdurige gevangenisstraf levert een reëel risico op ernstige schade op.
5. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Verweerder heeft hierbij het volgende van belang mogen achten. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het niet geloofwaardig is dat eiser wordt gezocht door de autoriteiten omdat hij op 26 september 2017 op een rotonde stond om zijn broer te herdenken. Eiser kan niet kan uitleggen waarom na acht jaar op een willekeurige datum een herdenking zou plaatsvinden. Ook heeft verweerder daarbij mogen betrekken dat eiser niet heeft kunnen verklaren wie de mars heeft georganiseerd en dat eiser niet meer gedetailleerd kon verklaren over hoe hij zich heeft verstopt voor de politie. Verder heeft eiser niet kunnen verklaren over de arrestatie van zijn neven of hoeveel mensen er zijn gearresteerd op 26 februari 2017. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat nu eiser heeft verklaard dat hij legaal en gecontroleerd zijn land van herkomst heeft verlaten en dat hij bij zijn uitreis geen problemen heeft ondervonden, het ongeloofwaardig is dat eiser problemen zou hebben met de autoriteiten. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt kunnen stellen dat de verklaringen van eiser ten aanzien van de demonstratie van 28 september 2009 kunnen worden aangemerkt als inconsequent en tegenstrijdig met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst. Op basis van het voorgaande heeft verweerder de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder e, van de Vw 2000. Hetgeen in de gronden van beroep is aangevoerd kan niet tot een andere conclusie leiden.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt mogen stellen dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is.
8. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Verwilligen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017.

Rechtsmiddel