ECLI:NL:RBDHA:2017:8489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
NL 17.3867
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse eiser met relatie tot christelijk meisje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraakse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser, geboren in 1990, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 21 juni 2017 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De eiser stelde dat hij vanwege zijn relatie met een christelijk meisje, genaamd [persoon 1], in Irak werd bedreigd en dat hij daarom naar Nederland was gevlucht. Tijdens de zitting op 11 juli 2017 werd de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank wees op de inconsistenties in de verklaringen van de eiser over zijn identiteit, nationaliteit en de relatie met [persoon 1]. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico liep op ernstige schade bij terugkeer naar Irak. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om consistente en geloofwaardige verklaringen te geven over hun identiteit en de redenen voor hun vlucht. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd, waarbij de geloofwaardigheid van de eiser en zijn verklaringen centraal stonden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.3867

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

ProcesverloopBij besluit van 21 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw T. Achmad. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1990 en de Iraakse nationaliteit te hebben. Op 20 december 2015 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlenging van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat weergegeven- het volgende tengrondslag gelegd. Eiser is in 2012 verliefd geworden op een christelijk meisje, genaamd [persoon 1] . Zij hebben elkaar ontmoet in het winkelcentrum en hebben daar telefoonnummers uitgewisseld. Er is een, voor de buitenwereld geheime, relatie tussen hen ontstaan. Eiser heeft af en toe de kerk bezocht met zijn vriendin. Op 29 november 2015 liep eiser met zijn vriendin de kerk uit en is toen beschoten vanuit een auto door onbekende personen. [persoon 2] , een vriend van de broer van eiser, heeft hem daarna meegenomen in zijn auto. [persoon 2] heeft met de broer van eiser gebeld om een paspoort te regelen. Tijdens het telefoongesprek bleek dat de hele stam van eiser thuis was en wist van zijn kerkbezoek. Eiser stelt te zijn gevlucht uit Irak nadat hij het paspoort heeft ontvangen van [persoon 2] .
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). In het asielrelaas heeft verweerder de volgende relevante elementen onderscheiden:
- eiser heeft verklaard dat hij [naam] is, geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] in Irak, dat hij tot de Koerden behoort en de Iraakse nationaliteit bezit;
- eiser heeft verklaard dat hij een, voor de buitenwereld geheime, relatie had met de christelijke [persoon 1] ;
- eiser heeft verklaard dat hij naar aanleiding van zijn relatie is beschoten door onbekende personen;
- eiser heeft voorts verklaard dat hij Irak begin december 2015 heeft verlaten en Nederland op 17 december 2015 is ingereisd.
4. Verweerder heeft overwogen dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld. Desondanks is eiser gevolgd in zijn gestelde nationaliteit en herkomst. De gestelde identiteit en geboorteplaats heeft verweerder niet aannemelijk bevonden. Ten aanzien van de relatie met [persoon 1] heeft eiser vage, inconsistente en tegenstrijdige verklaringen afgelegd, waardoor verweerder de relatie ongeloofwaardig acht. Verweerder stelt dat nu eiser niet middels zijn verklaringen aannemelijk heeft gemaakt een relatie te hebben gehad met [persoon 1] , evenmin geloof kan worden gehecht aan de verklaringen van eiser over de problemen die hij vanwege deze relatie zou hebben ondervonden. Over deze gebeurtenissen heeft eiser voorts geen geloofwaardige verklaringen overgelegd.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe het volgende – samengevat weergegeven – aangevoerd. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat het verhaal van eiser ongeloofwaardiger is nu eiser in zijn zienswijze heeft aangegeven dat hij via zijn in Nederland verblijvende ooms zal proberen om documenten naar Nederland te laten komen. Eiser heeft met zijn ooms in Nederland een goede relatie en wordt door hem ondersteund. Eiser heeft zich vergist in de datum van aankomst. Hij had geen intentie om de waarheid niet te vertellen, anders zou hij zijn treinticket niet hebben laten zien. Van iemand die een zeer moeilijke reis achter de rug heeft en moe en ziek is, kan niet worden verwacht dat hij zich direct meldt. Eiser leed aan hevige pijn tijdens het gehoor en kan zich daardoor niet concentreren. Hij kan daarom niet verantwoordelijk worden gehouden voor de ontstane tegenstrijdigheden in de verklaringen. Het is niet vreemd dat eiser niet weet hoe vaak hij [persoon 1] heeft ontmoet omdat niemand een getal bijhoudt van het aantal keren dat iemand met zijn of haar geliefde contact heeft gehad. Dat de relatie met [persoon 1] fatale gevolgen voor hem heeft gehad heeft hij zich pas gerealiseerd nadat de problemen waren begonnen. Eiser had geen telefoon uit Irak bij zich bij zijn aankomst in Nederland, de telefoon die hij bij zich had heeft hij van zijn ooms gekregen. Daarom staan er geen foto’s van [persoon 1] op en heeft hij geen telefoonnummer van [persoon 1] kunnen doorgeven. Dat eiser met [persoon 1] de kerk bezocht is onvoldoende om voor buitenstaanders aan te nemen dat zij een relatie hadden. Eiser stelt dat het nieuwe feit, dat hij bezig is met bekering tot het christendom, meegenomen had moeten worden in de besluitvorming.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Verweerder heeft hierbij het volgende van belang mogen achten. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet met zekerheid is vast te stellen, nu de identiteitskaart van eiser vals is bevonden en eiser geen paspoort heeft overgelegd. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat eiser de aan hem gestelde herkomstvragen deels niet naar tevredenheid heeft beantwoord.
Verweerder heeft op goede gronden overwogen dat eiser vage, inconsistente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft eiser niet eenduidig verklaard over de duur van de relatie met [persoon 1] . Ook heeft eiser heeft wisselend verklaard over het aantal ontmoetingen met haar. Eiser heeft niet eenduidig verklaard over wanneer zij hem heeft verteld dat zij Christen is. Eiser kan niets vertellen over het gezin van [persoon 1] en hij weet vrijwel niets over hoe zij het geloof belijdt. Ook heeft eiser geen foto’s van haar en klopt het door eiser opgegeven telefoonnummer van haar niet. Dat de tegenstrijdigheden en wisselende verklaringen zijn gelegen in de fysieke toestand van eiser, zijn gestelde maagpijn, kan niet leiden tot een ander oordeel. De enkele stelling daartoe is onvoldoende.
6.2.
Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat nu de relatie met [persoon 1] niet geloofwaardig wordt geacht, evenmin geloof kan worden gehecht aan de verklaringen van eiser met betrekking tot de problemen die hij zou hebben ondervonden naar aanleiding van deze relatie.
Nu, zoals blijkt uit het treinticket van eiser, hij op 8 december 2015 is ingereisd en hij zich op 18 december heeft gemeld voor zijn asielaanvraag, heeft verweerder terecht overwogen dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld en dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.
6.3.
Dat eiser bezig zou zijn om zich te bekeren merkt de rechtbank, met verweerder, niet als een nieuwe beroepsgrond aan. In beroep heeft eiser niet meer concreet verklaard en hij heeft slecht aangegeven dat hij zich mogelijk gaat bekeren.
6.4.
De rechtbank overweegt dat eiser onvoldoende heeft aangevoerd om ten aanzien van verweerders oordeel dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is tot een ander oordeel te komen. Gelet daarop heeft verweerder eveneens terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Irak. Verweerder heeft de aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Verwilligen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2017

Rechtsmiddel