ECLI:NL:RBDHA:2017:8485
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een jonge Afghaanse vreemdeling met langdurig verblijf in Iran
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in een asielzaak van een jonge Afghaanse vreemdeling die in Iran heeft verbleven. De eiser, die in 1998 is geboren, heeft zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend na een vlucht uit Afghanistan, waar hij en zijn familie te maken hadden met bedreigingen van de Taliban. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 10 oktober 2016 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting op 4 mei 2017 heeft de rechtbank de verklaringen van eiser en de argumenten van de staatssecretaris beoordeeld.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen. Hoewel de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig waren, vond de rechtbank de asielrelaas ongeloofwaardig. Eiser kon zijn verklaringen over het overlijden van zijn ouders en de problemen met de Taliban niet voldoende onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico op vervolging bestond voor eiser bij terugkeer naar Afghanistan, mede omdat hij niet tot een kwetsbare minderheidsgroep behoort en geen sociaal netwerk heeft dat hem zou kunnen ondersteunen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State.