ECLI:NL:RBDHA:2017:8478
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsvergunning asiel door overschrijding termijn indiening gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (eiser) en de verweerder, die de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift van 4 juli 2017 niet de gronden van het beroep bevatte en heeft de gemachtigde van eiser verzocht deze gronden uiterlijk op 11 juli 2017 in te dienen. De termijn is verstreken zonder dat aan dit verzoek is voldaan, en pas op 24 juli 2017 zijn de gronden toegevoegd aan het dossier.
De rechtbank oordeelt dat er geen verschoonbare redenen zijn voor het verzuim. Hoewel er op 6 juli 2017 een verstoring van het digitale systeem van de rechtspraak heeft plaatsgevonden, was deze verstoring niet op de laatste dag van de termijn voor indiening van de gronden. De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar is, omdat de gemachtigde van eiser na de verstoring nog voldoende tijd had om de gronden in te dienen. De rechtbank heeft ook geen bijzondere feiten of omstandigheden vastgesteld die een andere conclusie rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.