ECLI:NL:RBDHA:2017:8386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
C/09/532205 / KG ZA 17-586
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaren van inschrijvers tegen gunningsbeslissing in aanbesteding gerechtsdeurwaardersdiensten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door DKV, een besloten vennootschap, tegen de Staat der Nederlanden en Syncasso. DKV had bezwaar gemaakt tegen de gunningsbeslissing van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) met betrekking tot de aanbesteding van gerechtsdeurwaardersdiensten. DKV vorderde onder andere dat de gunningsbeslissing zou worden ingetrokken en de opdracht aan hen zou worden gegund. De rechtbank heeft vastgesteld dat DKV niet in aanmerking kwam voor gunning op basis van de eindscores van hun inschrijving. De voorzieningenrechter oordeelde dat het CJIB de inschrijvingen op een zorgvuldige en objectieve manier had beoordeeld, en dat de bezwaren van DKV ongegrond waren. Syncasso, die ook had ingeschreven, werd toegelaten als tussenkomende partij en had ook vorderingen ingesteld tegen het CJIB. De rechtbank heeft de vorderingen van DKV afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De vorderingen van Syncasso werden eveneens afgewezen, omdat zij geen belang meer had bij toewijzing van haar vordering na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/532205 / KG ZA 17-586
Vonnis in kort geding van 26 juli 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
handelend onder de naam
Gerechtsdeurwaarderskantoor [Y] ,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseres,
advocaat mr. E. Beekhuis te Amersfoort,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.H.C.A. Muller te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO GERECHTSDEURWAARDERS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO LEEUWARDEN B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
advocaat mr. P.F.C. Heemskerk te Utrecht.
Partijen worden hierna respectievelijk ook wel aangeduid als ' DKV ', 'de Staat' en 'Syncasso' (in enkelvoud en voor zover gezamenlijk bedoeld).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de brief van de griffier van deze rechtbank van 8 juni 2017;
- de incidentele conclusie tot tussenkomt, subsidiair voeging;
- de antwoordakte van de Staat;
- akte houdende overlegging producties van de Staat;
- de brief van DKV van 10 juli 2017, met producties;
- de akte houdende overlegging productie van Syncasso;
- de op 12 juli 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door DKV en de Staat pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.Het incident tot tussenkomst, dan wel voeging

2.1.
Syncasso heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen DKV en de Staat, dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat. Ter zitting hebben DKV en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van de incidentele vordering. Syncasso is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna 'CJIB') - een onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie - int vorderingen van verschillende organisaties/onderdelen van de Rijksoverheid. In het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst is besloten om de gerechtsdeurwaarderstrajecten van het Centraal Administratiekantoor (CAK), het Zorginstituut Nederland (ZIN), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) centraal bij het CJIB onder te brengen. Beoogd wordt om te gaan werken met een persoonsgerichte incasso, waarbij alle executoriale titels van voornoemde vijf bestuursorganen door het CJIB per debiteur worden aangeboden aan één gerechtsdeurwaarder.
3.2.
Om te komen tot persoonsgerichte incasso heeft het CJIB inmiddels drie aanbestedingsprocedures uitgeschreven. De eerste aanbesteding is door het CJIB ingetrokken. De tweede aanbestedingsprocedure is naar aanleiding van vijf afzonderlijke kort gedingen op last van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ingetrokken (vonnissen uitgesproken op 3 september 2015).
3.3.
Op 15 juli 2016 heeft het CJIB op TenderNed de huidige Europese aanbestedingsprocedure "Gerechtsdeurwaardersdiensten Clustering Rijksincasso" aangekondigd. De aanbesteding wordt uitgevoerd conform het Europese regime voor sociale en andere specifieke diensten als bedoeld in artikel 2.38 van de Aanbestedingswet 2012 (hierna 'Aw').
3.4.
Voor zover hier van belang vermeldt (de laatste versie van) het Beschrijvend Document van 17 januari 2017 (hierna 'BD') het volgende:
"Voorwoord
(…)
De aanbesteding bestaat uit 20 Percelen. U wordt uitgenodigd om op basis van dit Beschrijvend Document een Inschrijving in te dienen voor 1 tot maximaal 5 Percelen. Per Perceel worden, afhankelijk van de grootte van dat Perceel, 2 tot 14 Opdrachtnemers gecontracteerd. Hoeveel Opdrachtnemers de Opdrachtgever per Perceel voornemens is te contracteren, is vermeld in paragraaf 1.2.5.
(…)
1.1.5
Doelstellingen van de aanbesteding
Het Programma Clustering Rijksincasso wordt gezien als één van de bouwstenen om vanuit de Rijksoverheid een antwoord te kunnen geven op de maatschappelijke ontwikkelingen en schuldenproblematiek in Nederland. Voor een (groeiende) groep Debiteuren van de Rijksoverheid met multi-problematiek dient een passende aanpak te worden gehanteerd, waarbij richting het Gerechtsdeurwaarderstraject meer wordt gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de Debiteur.
(…)
Met deze aanbesteding wil de Opdrachtgever een concrete bijdrage leveren aan persoonsgerichte incasso. Het per Debiteur bundelen en geclusterd aanbieden van openstaande vorderingen is daarbij slechts een middel en dienend aan de doelstellingen van de aanbesteding. Deze doelstellingen zijn afgeleid van de Rijksincassovisie en de doelstellingen van het programma CRI en als volgt geformuleerd:
Schulden niet onnodig laten oplopen bij Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden (aanbestedingsdoel 1);
Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen (aanbestedingsdoel 2).
De Opdrachtgever zal meerdere Opdrachtnemers contracteren die voldoen aan alle in het Beschrijvend Document gestelde eisen én op grond van hun Inschrijving het beste in staat worden geacht bij te dragen aan het realiseren van bovengenoemde doelstellingen. De gehanteerde Gunningscriteria zijn een vertaling van de doelstellingen van de aanbesteding en gericht op een persoonsgericht en sociaal-maatschappelijk verantwoord incassoproces.
(…)
1.1.6
Motivering samengevoegde Opdracht
(…)
De aan de aanbesteding ten grondslag liggende doelstellingen zijn zwaarwegend en rechtvaardigen dat de vorderingen van de Bestuursorganen worden geclusterd. De eventuele negatieve gevolgen voor de toegang voor kleine en middelgrote gerechtsdeurwaarderskantoren worden in voldoende mate gecompenseerd door de Opdracht op te delen in 20 Percelen. Daarnaast mogen Inschrijvers op maximaal 5 Percelen inschrijven en zullen per Perceel meerdere Inschrijvers worden gecontracteerd, waarbij het aantal Opdrachtnemers wordt afgestemd op het aantal vorderingen dat naar verwachting in het Perceel valt te vergeven. Bij de keuze van het aantal Percelen en het aantal Opdrachtnemers per Perceel is rekening gehouden met de uitkomsten van onder andere een schriftelijke marktconsultatie. Zie voor de verdere uitwerking paragrafen 1.2.4 en 1.2.5.
(..)
1.2.4
Perceelindeling
Aangezien de burger bij deze Opdracht centraal staat is het mogelijk om de Opdracht op te delen in meerdere Percelen, zonder dat daarmee de samenhang wordt geschaad. De Opdrachtgever heeft er voor gekozen om de aanbesteding op te delen in 20 Percelen. De Percelen stemmen overeen met de 19 voormalige arrondissementen binnen Nederland, met één extra Perceel voor Flevoland.
(…)
De keuze voor deze perceelindeling is ingegeven vanuit het Rijksbrede beleid om het midden- en kleinbedrijf de kans te geven werkzaamheden voor de Rijksoverheid uit te voeren. Deze categorie bedrijven werkt veelal regionaal en kan met de gekozen perceelindeling inschrijven op Gerechtsdeurwaarderdiensten binnen hun eigen verzorgingsgebied.
(…)

3.Voorwaarden bij de aanbesteding

Dit hoofdstuk beschrijft welke voorwaarden van toepassing zijn op deze aanbesteding. Door het indienen van een Inschrijving stemt de Inschrijver in met alle voorwaarden - waaronder (maar niet beperkt tot) - de voorwaarden in dit hoofdstuk.

(…)
3.1.4
Inschrijven op maximaal 5 Percelen
Het is toegestaan om op één of op meerdere Percelen in te schrijven, waarbij elke Inschrijver op maximaal 5 Percelen in mag schrijven via Negometrix, hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer van een zelfstandig Inschrijver of Combinatie. Indien een Inschrijver op meer dan 5 Percelen inschrijft, dan worden al deze Inschrijvingen terzijde gelegd. Er zijn geen restricties voor de Percelen waarop een Inschrijver mag inschrijven; het staat Inschrijver dus vrij om zelf te kiezen op welke Percelen hij gaat inschrijven. Het maximum aantal Percelen dat gegund wordt aan één Opdrachtnemer bedraagt 5.
De Opdrachtgever hanteert deze beperkingen om goede marktwerking te stimuleren met kansen voor het groot, midden- en kleinbedrijf om Percelen te verwerven. De Opdrachtgever streeft naar het contracteren van een substantieel deel van de markt. Het beperken van het aantal Percelen dat aan één Opdrachtnemer kan worden gegund draagt hier in belangrijke mate aan bij. Bijkomende voordelen zijn dat de Opdrachtgever niet afhankelijk wordt van een klein aantal gerechtsdeurwaarderskantoren en dat Inschrijvers naar verwachting zullen inschrijven op Percelen in of nabij hun (primaire) verzorgingsgebied. Dit kan persoonlijk contact tussen de Debiteur en de Gerechtsdeurwaarder vergemakkelijken. Ook biedt de regeling Gerechtsdeurwaarders de mogelijkheid om regionale kennis te benutten en draagt de regeling bij aan efficiency door het beperken van reistijden.
(…)
3.1.5
Maximaal éénmaal als Inschrijver of onderaannemer inschrijven op een Perceel
Indien een onderneming op een Perceel inschrijft kan dat slechts éénmaal, hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer van een zelfstandig Inschrijver of Combinatie. Indien een situatie zich voordoet waarin een onderaannemer ook als zelfstandig Inschrijver of in Combinatie heeft ingeschreven, zullen beide Inschrijvingen ongeldig worden geacht.
Indien ondernemingen uit dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24a en 2:24b BW op hetzelfde Perceel inschrijven (hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer) dienen zij op verzoek van de Opdrachtgever te kunnen aantonen dat zij zelfstandig, dat wil zeggen volledig onafhankelijk en zonder wetenschap van het ter zake relevante marktgedrag van de andere ondernemingen uit dezelfde groep, inschrijven danwel als onderaannemer deelnemen aan de Inschrijving. Kan dit door één of meer ondernemingen uit de groep niet worden aangetoond, dan leidt dit tot ongeldigverklaring van de Inschrijving van deze onderneming(en). Verschillende ondernemingen uit een groep mogen uiteraard wel gezamenlijk inschrijven als Combinatie.
(…)
3.1.7
Proactief handelen Inschrijver
Alle informatie zoals opgenomen in dit Beschrijvend Document en de overige Aanbestedingsstukken is naar beste kunnen geleverd en met zorg samengesteld.
Indien een Inschrijver van mening is dat in de Aanbestedingsstukken één of meerdere eisen zijn opgenomen waarvan nakoming onmogelijk of onredelijk bezwarend is, zodat nakoming van deze eis(en) in redelijkheid niet kan worden gevergd, dan dient de Inschrijver dit zo snel mogelijk na de ontvangst van het desbetreffende aanbestedingsdocument gemotiveerd schriftelijk te melden bij de Opdrachtgever. Het is Inschrijvers niet toegestaan dergelijke principiële bezwaren op te houden tot de sluitingsdatum van de eerstvolgende vragenronde (laat staan op te houden tot een nog latere fase van de aanbestedingsprocedure waarin eventuele gebreken niet meer door de Opdrachtgever kunnen worden hersteld).
Datzelfde geldt indien een Inschrijver meent dat verstrekte informatie onjuist of onvolledig is, of enige bepaling of onderdeel van het Beschrijvend Document of een ander Aanbestedingsstuk onjuist, tegenstrijdig met andere Aanbestedingsstukken, onrechtmatig of op andere wijze onregelmatig is. Ook op die bezwaren dient Inschrijver de Opdrachtgever terstond na de ontvangst van het desbetreffende Aanbestedingsstuk schriftelijk te attenderen.
Indien een Inschrijver zich niet op de voorgeschreven wijze pro actief opstelt en de Opdrachtgever aldus niet tijdig op zijn bezwaren heeft geattendeerd, is die Inschrijver niet ontvankelijk in enige (latere) vordering (waaronder ook een vordering tot schadevergoeding) verband houdend met die bezwaren.
Alle in de opdracht geïnteresseerde ondernemingen hebben de mogelijkheid ombinnen 10 dagen na publicatie van Nota van Inlichtingen 6in kort geding bezwaar te maken tegen (delen van) de aanbestedingsdocumentatie, tegen (delen van) de verstrekte informatie en/of tegen enig ander aspect in relatie tot de aanbestedingsprocedure. Het kort geding dient binnen een termijn van10 dagenna bekendmaking van Nota van Inlichtingen 6 (dat wil zeggen uiterlijk op 11 november aanstaande vóór 17.00 uur) door middel van betekening van een dagvaarding aanhangig te zijn gemaakt. Indien u binnen deze termijn van10 dagenen derhalve uiterlijk 11 november 2016 17.00 uur geen kort geding aanhangig heeft gemaakt, gaat de Opdrachtgever ervan uit en mag zij er ook vanuit gaan dat u uw bezwaar niet handhaaft en vervalt uw recht om met betrekking tot uw eventuele bezwaren alsnog in rechte op te komen en/of aan dat bezwaar enige aanspraak in rechte te ontlenen. Voor de goede orde merkt de Opdrachtgever daarbij op dat het aanhangig zijn of maken van een klachtprocedure de 10 dagen termijn niet opschort.
Indien op de voorgeschreven wijze een kort geding aanhangig wordt gemaakt, zal de Opdrachtgever de uitkomst van het kort geding afwachten alvorens een nieuwe inschrijfdatum zal worden bepaald.
De mogelijkheid om een kort geding aanhangig te maken laat het overigens bepaalde in deze paragraaf onverlet. Dit betekent dat het niet is toegestaan om in kort geding (of in een klachtenprocedure) nieuwe bezwaren aan te voeren waarop al eerder tijdens de aanbestedingsprocedure had kunnen en moeten worden geattendeerd. Indien een (potentiële) Inschrijver zich niet op de voorgeschreven wijze proactief heeft opgesteld en de Opdrachtgever niet tijdig in de aanbestedingsprocedure op onvolkomenheden, onjuistheden of tegenstrijdigheden heeft geattendeerd, zal de Opdrachtgever in kort geding de Voorzieningenrechter verzoeken de vorderingen op deze grond niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren.
(…)
3.1.12
Voorbehouden van de Opdrachtgever
De Opdrachtgever behoudt zich het recht voor:
(…)

Aanvulling of nadere toelichting van een Inschrijving of andere informatie te vragen. De Opdrachtgever is daartoe op geen enkele wijze verplicht;
(…)
3.1.13
Vertrouwelijkheid
Alle door de Inschrijvers in het kader van deze aanbesteding verstrekte informatie wordt door de Opdrachtgever vertrouwelijk behandeld. (…)
(…)
3.2.3
Karakter termijnen
Tenzij de Aanbestedingsstukken uitdrukkelijk anders bepalen zijn de daarin aan Inschrijvers gestelde termijnen (waaronder die voor het stellen van vragen, het indienen van verzoeken tot inlichtingen, Inschrijvingen en het instellen van vorderingen) fatale termijnen. Bij overschrijding ervan treedt verval van recht in.
(…)
4.1.
Eisen aan de Inschrijver
(…)
Voorafgaand aan voorlopige gunning zal de (voorlopige) winnaars om overlegging van de bewijsstukken voor U2(voorzieningenrechter: Gedragsverklaring aanbesteden)
, U3(voorzieningenrechter: Verklaring van de Belastingdienst)
en E1(voorzieningenrechter: Bewijs beroepsbevoegdheid)
worden verzocht. (…)
(…)
4.1.3
U2: Gedragsverklaring aanbesteden
Indien de Inschrijver (voorlopig) wordt aangemerkt als een winnende Inschrijver en derhalve in beginsel in aanmerking komt voor voorlopige gunning van een deel van de Opdracht dient de Inschrijver een afschrift van de Gedragsverklaring aanbesteden (…) aan de Opdrachtgever te overleggen. (…)
(…)
4.1.4
U3 Verklaring van de Belastingdienst
Indien de Inschrijver (voorlopig) wordt aangemerkt als winnende Inschrijver en derhalve in beginsel in aanmerking komt voor voorlopige gunning van de Opdracht dient de Inschrijver een Verklaring van de Belastingdienst inzake betaling van sociale zekerheidspremies en/of belastingen (…) aan de Opdrachtgever te overleggen. (…)
(…)

5.Gunningscriteria

Dit hoofdstuk beschrijft de Gunningscriteria en geeft aan welke informatie een Inschrijver moet opleveren en de wijze waarop de Opdrachtgever deze informatie beoordeelt.

De Inschrijvingen worden op grond van twee Gunningscriteria beoordeeld. Tussen de Gunningscriteria hanteert de Opdrachtgever een weging. De gehanteerde Gunningscriteria en de bijbehorende weging staan in onderstaande tabel:
Nr.
Omschrijving
Gewicht
§
G1
Snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden
-
Aangeboden werkwijze en onderbouwing
40%
5.2.1
G2
Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen
-
Aangeboden werkwijze en onderbouwing
60%
5.2.2

(…)

5.1
Wijze van beoordelen Gunningscriteria
Om per Inschrijver tot een totaalscore op grond van de Gunningscriteria te komen, worden de volgende twee stappen doorlopen:
Bepalen van de ongewogen score per Gunningscriterium;
Berekenen van de gewogen eindscores.
Deze stappen worden hieronder nader toegelicht:

1.Bepalen van de ongewogen score per Gunningscriterium

Het doel dat de Opdrachtgever met de beoordeling wil bereiken, is dat Inschrijvers die een hoge kwaliteit bieden daarvoor worden beloond.

Beoordelingsteams
Per Gunningscriterium (in paragraaf 5.2.1 en verder zijn de Gunningscriteria nader uitgewerkt) is er een deskundig beoordelingsteam bestaande uit een voorzitter en ten minste 3 beoordelaars. In totaal zijn er twee beoordelingsteams, één voor G1 en één voor G2. Beide beoordelingsteams hebben een voorzitter die de bijeenkomsten van het beoordelingsteam voorbereidt en voorzit. De samenstelling van het beoordelingsteam verschilt voor de twee Gunningscriteria. Het beoordelingsteam kan ten behoeve van de beoordeling van delen van de ingediende informatie het advies inwinnen van (een) interne en/of externe deskundige(n).
Rapportcijfers
De leden van het beoordelingsteam beoordelen per Gunningscriterium eerst individueel de kwaliteit van de door de Inschrijver bij zijn Inschrijving ingediende informatie voor het betreffende Gunningscriterium. Afhankelijk van de kwaliteit van het aangebodene wordt door elk lid van het beoordelingsteam een rapportcijfer gegeven op een schaal van 1 tot 10:
Rapportcijfer
Omschrijving
10
Uitmuntend
9
Heel goed
8
Goed
7
Ruim voldoende
6
Voldoende
5
Onvoldoende
4
Ruim onvoldoende
3
Zwak
2
Slecht
1
Heel slecht
Tijdens een plenaire beoordelingssessie bespreekt het beoordelingsteam de per beoordelaar toegekende rapportcijfers. De individuele beoordelaars hebben daarbij de mogelijkheid om, op basis van de gevoerde discussie, hun rapportcijfers al dan niet bij te stellen. Vervolgens worden de rapportcijfers per Gunningcriterium gemiddeld, waarbij de beoordeling van elk afzonderlijk beoordelingsteamlid even zwaar weegt. Het gemiddelde rapportcijfer wordt niet afgerond (maar kan om praktische redenen wel afgerond worden weergegeven).
(…)
Inschrijvers dienen in hun Inschrijving concreet en ondubbelzinnig te beschrijven wat zij aanbieden (dus niet "we kunnen..." of "we doen mogelijk...", maar "we zullen..." of "we doen..."). Onduidelijkheden in de Inschrijving kunnen leiden tot een lagere beoordeling op de kwalitatieve Gunningscriteria.
(…)

2.Berekenen van de eindscore en omgang met gelijke eindscores

Berekenen van de eindscore
Nadat per Perceel en per Inschrijver voor elk Gunningscriterium een gemiddeld niet-afgerond rapportcijfer is berekend, wordt voor elke Inschrijver de eindscore berekend door de gemiddelde rapportcijfers per Gunningscriterium te vermenigvuldigen met het bijbehorende gewicht en vervolgens deze scores bij elkaar op te tellen. Dit resulteert in een niet-afgerond eindrapportcijfer per Inschrijver en per Perceel. Een voorbeeldberekening van een beoordeling is opgenomen in Bijlage G.
Minimaal rapportcijfer
Inschrijvingen die een niet-afgerond eindrapportcijfer (i.e. een eindscore) behalen lager dan een '6' worden terzijde gelegd (knock-out criterium).
(…)
5.2
Gunningscriteria
De Inschrijvingen worden op grond van de Gunningscriteria beoordeeld, zoals in de paragrafen 5.2.1 en 5.2.2 staat omschreven. Per Gunningscriterium wordt een relatie gelegd met de doelstellingen van de aanbesteding en wordt tevens beschreven welke informatie door Inschrijver moet worden aangeleverd en welk beoordelingskader zal worden gehanteerd.
5.2.1
G1: Snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden
Doel
Met Gunningscriterium G1 ligt de nadruk op het eerste aanbestedingsdoel (zie paragraaf 1.1.5) van de Opdrachtgever: schulden niet onnodig laten oplopen bij Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden.
Uitvraag
In de context van het bovenstaande doel beschrijft en onderbouwt de Inschrijver hoe hij snel en betrouwbaar in staat is te herkennen dat een Debiteur geen verhaal (meer) biedt, met als resultaat dat schuldoploop door onnodige ambtshandelingen wordt voorkomen.
De Inschrijver wordt gevraagd onder vragenlijst 4.1.1 in Negometrix een uitwerking in een Word-bestand van maximaal 3 A4 (inclusief eventuele bijlagen) op te nemen met zijn aanbieding voor Gunningscriterium G1. Deze uitwerking dient in een anoniem en neutraal format aangeleverd te worden (zonder direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera). (…)
(…)
De Inschrijver wordt gevraagd in zijn uitwerking op de volgende onderwerpen in onderstaande volgorde in te gaan (met onderstaande nummering en paragraaftitels):
1.
Werkwijze voor een snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) biedenEen beknopte omschrijving van dewerkwijzewaarmee u bepaalt of een nieuwe of bestaande Debiteur geen verhaal (meer) biedt. Als onderdeel van uw werkwijze wordt u gevraagd in ieder geval aan te geven:
  • Welke kenmerken of criteria voor verhaalbaarheid u hanteert (in aanvulling op de hierboven genoemde kenmerken en criteria),
  • Op welke wijze en volgens welke stappen u de verhaalbaarheid toetst,
  • Op welk moment (of op welke momenten) u deze toets uitvoert,
  • Welke informatie u hierbij gebruikt en welke informatiebronnen u hiervoor raadpleegt,
  • Hoe u 'oneigenlijke' niet-kunners die wél kunnen betalen identificeert en
  • In hoeverre Debiteuren de mogelijkheid wordt geboden om zelf aan te tonen dat zij geen verhaal (meer) bieden.

2.Onderbouwing van de effecten van de aangeboden werkwijze

Deonderbouwingdie u ons kunt overleggen om ons ervan te overtuigen dat de door u aangeboden werkwijze zal leiden tot een snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden, met als resultaat dat onnodige schuldoploop bij deze Debiteuren wordt voorkomen. U kunt dit bijvoorbeeld aantonen door middel van een logische onderbouwing, gebruik van relevante (regionale) kennis, voorbeelden van best practices en soortgelijke opdrachten en/of metingen en onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat uw werkwijze het beoogde effect heeft.
(…)
5.2.2
G2: Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen
Doel
Met Gunningscriterium G2 ligt de nadruk op het tweede aanbestedingsdoel (zie paragraaf 1.1.5) van de Opdrachtgever: persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen.
Deze doelstelling richt zich op de lastige doelgroep van Debiteuren die niet kwalificeren als 'niet-kunner' (die vallen immers onder G1), maar die ook niet beschikken over de middelen om de vorderingen van de Bestuursorganen - en mogelijk ook van andere schuldeisers - direct (helemaal) te betalen. De mate waarin een Gerechtsdeurwaarder deze doelgroep effectief weet te motiveren om te betalen en Debiteuren daar waar nodig ook weet te ondersteunen, acht de Opdrachtgever een belangrijk kwaliteitscriterium. Dit vereist een persoonsgerichte aanpak waarin de belangen van de Opdrachtgever, de Debiteur en de Gerechtsdeurwaarder zorgvuldig worden gewogen.
Uitvraag
In de context van het bovenstaande doel en de daarop gegeven toelichting wordt de Inschrijver gevraagd om onder vragenlijst 4.1.2 in Negometrix een uitwerking in een Word-bestand van maximaal 4 A4 (inclusief eventuele bijlagen) op te nemen met zijn aanbieding voor Gunningscriterium G2. Deze uitwerking dient in een anoniem en neutraal format aangeleverd te worden (zonder direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera). (…)
De Inschrijver wordt gevraagd in zijn uitwerking op de volgende onderwerpen in onderstaande volgorde in te gaan (met onderstaande nummering en paragraaftitels):
1.
Werkwijze voor persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalenEen beknopte omschrijving van dewerkwijzevan incasseren waarmee u voor Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen, toch een effectief incassoproces weet vorm te geven op basis van een persoonsgerichte aanpak. Als onderdeel van uw werkwijze wordt u gevraagd om in ieder geval aan te geven:
  • Welkepersoonsgerichtehandelingen u in welke volgorde verricht (bijvoorbeeld bezoek aan huis, schriftelijke communicatie op passend taalniveau, sms-diensten),
  • Welke technieken of competenties u hierbij inzet (bijvoorbeeld nudging, motiverende gespreksvoering),
  • Welke maatwerkproducten u aan Debiteuren kunt bieden (bijvoorbeeld diverse betalingsregelingen),
  • In welke gevallen c.q. voor welke doelgroep(en) deze maatwerkproducten effectief zijn en
  • Hoe u omgaat met onvoorziene omstandigheden bij de Debiteur (dit kan tot uiting komen als een Debiteur niet voldoet aan de voorwaarden van een met u overeengekomen betalingsregeling, bijvoorbeeld door één of meerdere termijnen niet te betalen omdat de Debiteur een onverwacht grote uitgave moet doen).
Daarnaast vragen wij u een beschrijving te geven van dealgemene dienstverleningdie u aan Debiteuren biedt (bijvoorbeeld budgetcoaching, betaalgemak, bereikbaarheid) voor zover deze ondersteunend is aan de persoonsgerichte handelingen, technieken en producten die u als onderdeel van uw werkwijze heeft benoemd.

2.Onderbouwing van de effecten van de aangeboden werkwijze

Deonderbouwingdie u ons kunt overleggen om ons ervan te overtuigen dat uw werkwijze, bestaande uit zowel persoonsgerichte handelingen en technieken als algemene dienstverlening, zal leiden tot een effectief incassoproces voor Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen op basis van een persoonsgerichte aanpak. U kunt dit bijvoorbeeld aantonen door middel van een logische onderbouwing, relevante certificering, opleiding en/of ervaring van personeel, voorbeelden van best practices en soortgelijke opdrachten en/of metingen en onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat uw werkwijze het beoogde effect heeft.
(…)
"
3.5.
Tegen de opzet van de aanbesteding zijn binnen tien dagen na de zesde Nota van Inlichtingen twee kort gedingen aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. In beide procedures zijn - bij vonnissen van 12 januari 2017 - de bezwaren van de eisende partijen van de hand gewezen en de ingestelde vorderingen afgewezen. Tegen deze vonnissen is geen hoger beroep ingesteld. In de zevende Nota van Inlichtingen heeft het CJIB de inschrijftermijn gesteld op 1 februari 2017.
3.6.
DKV heeft heeft tijdig ingeschreven op de percelen 3, 5, 7, 11 en 15.
3.7.
Op 14 april 2017 heeft het CJIB - voor zover hier van belang - het volgende bericht aan DKV :
"Conform het gestelde in het beschrijvend document van Europese aanbesteding Gerechtsdeurwaarders CRI, hoofdstuk 4.1 Eisen aan de Inschrijver, verzoekt Opdrachtgever u om de volgende bewijsstukken aan te leveren:
- U2 Gedragsverklaring aanbesteden
- U3 Verklaring van de Belastingdienst
- E1 Bewijs beroepsbevoegdheid"
3.8.
DKV heeft op 19 april 2017 aan voormeld verzoek van het CJIB voldaan.
3.9.
Interveniënten hebben - afzonderlijk van elkaar - ingeschreven op in totaal achttien verschillende percelen. Bij gunningsbeslissing(en) van 25 april 2017 heeft het CJIB kenbaar gemaakt voornemens te zijn die achttien percelen aan hen te gunnen (de percelen 3, 8 en 14 aan interveniënte sub 1, de percelen 5, 6, 7, 13 en 16 aan interveniënte sub 2, de percelen 1, 2, 4, 15 en 20 aan interveniënte sub 3 en de percelen 10, 11, 12, 18 en 19 aan interveniënte sub 4).
3.10.
Bij brief van 25 april 2017 heeft het CJIB aan DKV bericht dat de eindscore van haar inschrijving niet hoog genoeg is om in aanmerking te komen voor een contract op één of meer van de percelen waarop zij heeft ingeschreven.
3.11.
Bij brief van 4 mei 2017 heeft DKV bezwaar gemaakt tegen de gunningsbeslissing. In reactie daarop heeft het CJIB op 11 mei 2017 aan DKV bericht dat het geen aanleiding ziet om terug te komen op de gunningsbeslissing van 25 april 2017.

4.Het geschil

4.1.
Zakelijk weergegeven vordert DKV het CJIB - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te:
primair
- gebieden de gunningsbeslissing en het voornemen tot afwijzing van DKV in te trekken en de opdracht aan DKV te gunnen;
subsidiair
- gebieden het gunningsvoornemen en het voornemen tot afwijzing van DKV in te trekken en over te gaan tot herbeoordeling;
meer subsidiair
- gebieden het gunningsvoornemen en het voornemen tot afwijzing van DKV in te trekken en over te gaan tot heraanbesteding;
dan wel in goede justitie een andere voorziening te treffen die recht doet aan de belangen van DKV ;
een en ander met veroordeling van het CJIB in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, ook indien de vorderingen worden afgewezen.
4.2.
Daartoe voert DKV - kort samengevat - het volgende aan.
DKV kan zich niet vinden in de gunningsbeslissing van 25 april 2017 en moet in aanmerking komen voor gunning van de percelen waarop zij heeft ingeschreven. Daarvoor is allereerst van belang dat zij op grond van het onder 3.7 vermelde bericht van het CJIB van 14 april 2017 gerechtvaardigd er op mocht vertrouwen dat die percelen, dan wel één of meer ervan, aan haar zouden worden gegund. Blijkens het BD wordt een dergelijk bericht immers enkel verzonden aan de winnende inschrijvers. Daarnaast zijn bij de beoordeling elementen betrokken waarop DKV op basis van de aanbestedingsstukken niet bedacht behoefde te zijn en zijn de inschrijvingen van DKV inhoudelijk onjuist beoordeeld aangezien sprake is van een tegenstrijdigheid en onterechte conclusies. Indien de beoordeling correct had plaatsvonden zou aan de inschrijving van DKV ter zake van beide gunningscriteria het cijfer 9 zijn toegekend, in plaats van een 7 (G1) en een 6,8 (G2). Tot slot heeft de beoordeling van de inschrijvingen - anders dan mocht worden verwacht op grond van het BD - niet anoniem plaatsgevonden.
4.3.
De Staat en Syncasso voeren gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.
4.4.
Syncasso vordert het CJIB te gebieden de opdracht overeenkomstig de gunningsbeslissingen van 25 april 2017 aan haar te gunnen en over te gaan tot het sluiten van overeenkomsten met haar, met veroordeling van DKV in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Syncasso daartoe dat het CJIB op goede gronden voornemens is de betreffende percelen aan haar te gunnen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van DKV en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Syncasso hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

Met betrekking tot de vorderingen van DKV
Vooraf
5.1.
Zoals hiervoor - onder 4.2 - al aangegeven heeft DKV drie bezwaren tegen de gunningsbeslissing. Deze zullen hierna - telkens afzonderlijk - worden besproken.
Gerechtvaardigd vertrouwen
5.2.
DKV kan niet worden gevolgd in haar stelling dat (één of meer van) de percelen, aan haar moeten worden gegund, omdat zij op grond van het bericht van het CJIB van 14 april 2017 gerechtvaardigd er op mocht vertrouwen dat de percelen aan haar zouden worden gegund. De Staat heeft gesteld dat dat bericht abusievelijk naar DKV is verzonden. DKV heeft dat niet weersproken, zodat van de juistheid van die stelling moet worden uitgegaan. Op grond van het BD moeten de percelen worden gegund aan de inschrijvers die daarvoor op basis van hun eindscores in aanmerking komen. Niet ter discussie staat dat DKV op basis daarvan niet in aanmerking komt voor gunning van één of meer van de percelen. Het kan niet zo zij dat percelen aan een inschrijver (moeten) worden gegund enkel op grond van een abusievelijk toegezonden bericht. Dat laat overigens onverlet dat de voorzieningenrechter begrijpt dat de gang van zaken zuur is voor DKV .
Beoordeling
5.3.
Vooropgesteld wordt dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van een kwalitatief gunningscriterium, zoals hier aan de orde. Weliswaar staat dat enigszins op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft als zodanig nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver volstrekt duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund, mede waar van een rechter niet kan worden verlangd dat deze specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts wanneer sprake is van procedurele dan wel inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter. Dat klemt te meer nu een 'volle toetsing' er toe zou kunnen leiden, dat vertrouwelijke en/of concurrentiegevoelige informatie van de winnaar(s) van de aanbestedingsprocedure openbaar moet worden gemaakt, wat de rechtmatige commerciële belangen van die winnaar(s) kan schaden en/of afbreuk kan doen aan de eerlijke mededinging.
5.4.
Bovendien is van belang dat - in geval van een beoordelingssystematiek zoals hier aan de orde - van een inschrijver mag worden verwacht dat hij in eigen bewoordingen aangeeft op welke wijze hij de verlangde kwaliteit gaat leveren. Daarmee wordt hij in de gelegenheid gesteld zich te onderscheiden van de andere inschrijvers en aldus zijn meerwaarde aan te tonen. Mede gelet hierop behoeft een aanbestedende dienst dan ook niet aan te geven wat nodig is om een maximale score op een criterium te behalen. Alsdan zou iedere innovatie, creativiteit of ieder zelfstandig denkproces bij de inschrijvers worden geëcarteerd. Daaraan is inherent dat een inschrijvende partij de ruimte wordt geboden om op eigen wijze aan te geven hoe hij de gewenste kwaliteit invult. Daardoor wordt hij optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en kenbaar te maken begrip en inzicht te hebben voor c.q. in die aspecten van de opdracht die volgens hem relevant zijn voor de aanbestedende dienst.
5.5.
Verder is specifiek voor de onderhavige aanbesteding het belang dat wordt gehecht aan het geven van
volledig,
duidelijken
concreetinzicht in de werkwijze, aan een
duidelijkeonderbouwing, met een
specifiekeuitwerking hoe de onderdelen van de werkwijze bijdragen aan het resultaat, alsmede aan verifieerbare voorbeelden, metingen of resultaten. De bij de beoordeling gebruikte termen zoals bijvoorbeeld
"niet concreet", "concreter", "niet duidelijk", "duidelijker"en
"lastig te duiden en niet verifieerbaar"sluiten daarbij aan. Het CJIB heeft deze termen ook niet in zijn algemeenheid in de beoordeling opgenomen, maar deze telkens gekoppeld aan door haar benoemde onderdelen van de werkwijze en/of hierbij een voorbeeld genoemd. Voor zover DKV zich voor wat betreft haar kritiek beroept op voormelde terminologie kan deze in de onderhavige situatie dan ook niet worden aangemerkt als een onbegrijpelijke c.q. onduidelijke motivering van de gunningsbeslissing. Deze is immers inherent is aan de gehanteerde beoordelingsmaatstaven.
5.6.
Voorts moet als uitgangspunt worden genomen dat in beginsel er op mag worden vertrouwd dat de inschrijvingen correct en zorgvuldig worden getoetst door de aangewezen beoordelaars.
5.7.
Met inachtneming van het voorgaande zal hierna worden getoetst of de beoordeling van de inschrijving van DKV stand kan houden. Alvorens daartoe over te gaan merkt de voorzieningenrechter nog op dat aan de stelling van DKV dat de deurwaarderskantoren die op dit moment al voor het CJIB werken, dan wel in het verleden voor het CJIB werkzaamheden hebben verricht, zijn bevoordeeld moet worden voorbijgegaan. Het kan immers niet zo zijn dat die kantoren van inschrijving zouden moet worden uitgesloten of anders zouden moeten worden behandeld. Dat zou in strijd zijn met de fundamentele regels van het aanbestedingsrecht. Dat die kantoren mogelijk in het voordeel zijn is een omstandigheid die DKV moet accepteren.
Gunningscriterium G1
5.8.
Voor wat betreft gunningscriterium G1 is aan de inschrijving van DKV (niet afgerond) een 7 toegekend. De toelichting daarop luidt als volgt:
"Met name de volgende factoren worden als positief beoordeeld gezien het uitgevraagde in paragraaf 5.2.1 van het beschrijvend document:
[... 1]
Met name de volgende factoren worden als minder positief of niet-positief beoordeeld gezien het uitgevraagde in paragraaf 5.2.1 van het beschrijvend document:
[... 2]
5.9.
Anders dan DKV meent bestaat er geen tegenstrijdigheid tussen enerzijds de derde en vijfde bullet van de positief beoordeelde factoren en anderzijds de tweede bullet van de minder of niet-positieve factoren. DKV miskent dat één of meer aspecten van de onderbouwing van de werkwijze als positief kan worden beoordeeld, maar dat daarnaast één of meer andere aspecten als minder of niet-positief kan worden aangemerkt. Voorts heeft de Staat aangevoerd dat DKV de effectiviteit van haar werkwijze grotendeels heeft onderbouwd met de ten behoeve van DUO behaalde incassoresultaten. DKV heeft dat niet (voldoende gemotiveerd) weersproken, zodat van de juistheid van die stelling moet worden uitgegaan. Met de Staat moet worden geoordeeld uit die cijfers niet direct volgt, althans behoeft te volgen, dat deze gaan over een betrouwbare herkenning van een 'niet-kunner'. Deze geven in feite slechts het financiële resultaat aan, maar maken niet - zonder meer - duidelijk op welke wijze het resultaat is behaald.
5.10.
Met betrekking tot bullet 1 van de minder en niet-positief beoordeelde aspecten stelt DKV dat zij wel degelijk uitvoerig is ingegaan op het element
toetsmomenten, in die zin dat - volgens haar - een vast toetsmoment niet past binnen een persoonsgerichte aanpak, zodat zij zulke momenten achterwege heeft gelaten in haar inschrijving. Daarnaast stelt DKV dat zij in haar uitwerking duidelijk is ingegaan op de door haar ingezette informatie bij de verhaalbaarheid en dat het CJIB bij de beoordeling een aspect heeft betrokken waarop zij op basis van de aanbestedingsstukken niet bedacht behoefde te zijn, te weten het element
werkproces. Blijkens het BD draait het immers om de
werkwijze, wat volgens haar iets anders is.
In paragraaf 5.2.1 van het BD is aan de inschrijvers uitdrukkelijk gevraagd om in te gaan op (i) de wijze waarop en volgens welke stappen de verhaalbaarheid wordt getoetst, (ii) op welke momenten (of op welk moment) die toets wordt uitgevoerd en (iii) welke informatie daarbij wordt gebruikt en welke informatiebronnen daarbij worden geraadpleegd. Vaststaat dat DKV geen vast(e) toetsingsmoment(en) heeft aangevoerd, waarmee zij dus geen gehoor heeft gegeven aan de uitvraag. In het verlengde daarvan is ook is niet aannemelijk geworden dat DKV heeft aangegeven welke informatie zij gebruikt, dan wel welke informatiebronnen zij raadpleegt op die toetsingsmomenten. Voor wat betreft dit laatste heeft de Staat - onbetwist - gesteld dat de uitwerking van DKV in haar inschrijving als volgt luidt:
[... 3]. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt daarmee - wegens het ontbreken van specifieke informatie - niet voldaan aan wat is gevraagd.
Tot slot is in dit verband van belang dat niet kan worden aangenomen dat het CJIB - door het gebruik van het woord
werkprocesin de toelichting op de gunningsbeslissing - een element heeft betrokken bij de beoordeling van de inschrijvingen waarop DKV niet bedacht hoefde te zijn. Zoals de Staat terecht heeft aangevoerd, wordt met
werkprocesgerefereerd aan de uitgevraagde elementen van de
werkwijze. DKV heeft dat ook moeten kunnen begrijpen.
5.11.
Voor wat betreft de in de dagvaarding opgenomen bezwaren tegen de toelichting in de tweede bullet van de niet of minder positief beoordeelde aspecten, wordt kortheidshalve verwezen naar hetgeen hiervoor onder 5.5 en 5.9 is overwogen, waaruit volgt dat die kritiek geen doel treft.
5.12.
In verband met de laatste (derde) bullet van de niet of minder-positieve aspecten stelt DKV dat er - behoudens voor wat betreft DUO - geen objectieve/betrouwbare landelijke en/of regionale prestatiecijfers zijn, zodat een door het CJIB gewenste vergelijking van die cijfers met de cijfers van DKV niet mogelijk is.
Voor wat betreft DUO wordt hier kortheidshalve verwezen naar hetgeen hiervoor onder 5.9 is overwogen. Voor het overige is van belang dat inschrijvers niet verplicht waren hun werkwijze te onderbouwen met cijfers. Wanneer men daar toch voor kiest, ligt het op de weg van de inschrijver om de relevantie van de cijfers voor de effectiviteit van de werkwijze duidelijk te maken; de onderbouwing strekt er immers toe om het CJIB daarvan te overtuigen. Indien dat niet mogelijk is, omdat vergelijkbaar (cijfer)materiaal althans een referentiekader waarbinnen de cijfers kunnen worden geplaatst ontbreekt, lag het op de weg van DKV om haar werkwijze op een andere manier te onderbouwen. Nu het tegendeel is gesteld noch gebleken moet worden aan genomen dat DKV dat heeft nagelaten. Het voorgaande betekent tevens dat het CJIB - door vergelijkbaar cijfermateriaal te verlangen - geen element heeft betrokken bij de beoordeling van de inschrijvingen waarop DKV niet bedacht behoefde te zijn.
Gunningscriterium G2
5.13.
Ten aanzien van gunningscriterium G2 is aan de inschrijving van DKV (niet afgerond) het cijfer 6,8 toegekend. De toelichting betreffende de als minder of niet-positief aangemerkte factoren luidt als volgt:
"Met name de volgende factoren worden als minder positief of niet-positief beoordeeld gezien het uitgevraagde in paragraaf 5.2.2 van het beschrijvend document:
[... 4]
"
5.14.
Voor wat betreft de eerste bullet voert DKV aan dat een vaste volgorde in het geheel niet past bij persoonsgericht incasseren, zodat haar niet kan worden verweten dat zij geen vaste volgorde heeft opgenomen in haar inschrijving.
In paragraaf 5.2.2 van het BD wordt echter uitdrukkelijk gevraagd om als onderdeel van de werkwijze in ieder geval aan te geven welke persoonsgerichte handelingen in welke volgorde worden verricht. DKV heeft daaraan niet voldaan, wat wel had gemoeten. Indien DKV zich niet kan vinden in die uitvraag, had het op haar weg gelegen om daartegen binnen tien dagen na de zesde Nota van Inlichtingen in kort geding op te komen. Dat heeft zij nagelaten, zodat zij zich thans moet richten naar de uitvraag.
5.15.
Met betrekking tot de kritiek van DKV ter zake van de tweede bullet wordt allereerst kortheidshalve verwezen naar hetgeen onder 5.3 tot en met 5.5 is overwogen. Daarvan uitgaande kan de voorzieningenrechter - mede gelet op het gemotiveerde verweer van de Staat - op basis van de (enkele), door middel van voorbeelden ondersteunde, stelling van DKV dat de door haar
[... 5]niet aannemen dat de kritiek van DKV gegrond is.
5.16.
Ter zake van het bezwaar van DKV tegen de derde bullet kan worden volstaan met een verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 5.12 is overwogen, waaruit volgt dat die kritiek geen doel treft.
5.17.
Een en ander brengt mee dat in het bestek van dit kort geding ervan moet worden uitgegaan dat de beoordeling van de inschrijving van DKV op een deugdelijke wijze heeft plaatsgevonden. In feite komt het oordeel van de beoordelingscommissie overeen met het door DKV in het geding gebrachte rapport van 8 juli 2017 van [X 1] van PH Quality BV. Zij concludeert immers dat de onderbouwing van de werkwijze van DKV niet volledig is, maar dat DKV in ieder geval
voldoetaan de eisen van het CJIB. De eindscore van de inschrijving van DKV is een 6,88. Dat is afgerond een 7, ofwel
ruim voldoende.
Anonieme beoordeling
5.18.
Voor zover DKV stelt dat de beoordeling van de inschrijvingen - anders dan mocht worden verwacht op basis van de aanbestedingsstukken - niet anoniem plaatsvond, wordt dat betoog verworpen. Het BD verlangt dat de uitwerkingen van de gunningscriteria worden aangeleverd in een
"anoniem en neutraal format"zonder
"direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera". In de eerste Nota van Inlichtingen is toegelicht dat met dit vereiste is voorgeschreven dat inschrijvers hun inschrijving indienen op
"neutraal papier zonder enige verwijzing naar het kantoor etcetera"waarmee wordt
"geborgd dat de inschrijvingen "blind" worden beoordeeld". Uit de verwijzing naar de woorden "format" en "papier" kan worden afgeleid dat zichtbare verwijzingen naar de inschrijver in de tekst zelf en in de verdere opmaak daarvan (zoals in de koptekst, de voettekst en het logo) moeten worden vermeden. Daarbij moet het dan ook nog gaan om
directherleidbare informatie die achterwege moet worden gelaten. Het strekt te ver om op basis hiervan aan te nemen dat inschrijvers actief bepaalde metadata van het bestand zouden hebben moeten verwijderen of wijzigen, bij gebreke waarvan hun inschrijving ongeldig zou zijn. Indien dat zou zijn vereist, had dit uitdrukkelijk voorgeschreven moeten worden en dat is niet geschied. Daar komt bij dat de blinde beoordeling in de praktijk ook daadwerkelijk is gewaarborgd, nu de leden van de beoordelingscommissie alleen de beschikking hebben gekregen over de tekst van de uitwerkingen in PDF-vorm, terwijl concrete aanwijzingen dat de leden van de beoordelingscommissie hebben getracht de oorspronkelijke auteur van de tekst te achterhalen zijn gesteld noch gebleken.
5.19.
Op grond van het bovenstaande moet worden geconcludeerd dat ook het onderhavige bezwaar van DKV geen doel treft.
Afronding
5.20.
De slotsom is dat de vorderingen van DKV zullen worden afgewezen.
5.21.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal DKV worden veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor een veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI: NL:HR:2010: BL1116).
Met betrekking tot de vorderingen van Syncasso
5.22.
In de stellingen van de Staat ligt besloten dat hij nog steeds voornemens is verdere uitvoering te geven aan de gunningsbeslissingen zoals kenbaar gemaakt in zijn brieven van 25 april 2017. Bij die stand van zaken heeft Syncasso geen belang bij toewijzing van haar vordering. Deze zal dan ook worden afgewezen.
5.23.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Syncasso in het kader van haar tegen de Staat gerichte vordering worden veroordeeld in de kosten van de Staat. Deze kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van die vordering extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet DKV in haar verhouding tot Syncasso worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Syncasso was immers te bewerkstelligen dat de gunningsbeslissingen van 25 april 2017 in stand blijven. Dat doel is bereikt. DKV zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Syncasso, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor wat betreft de door Syncasso gevorderde nakosten wordt kortheidshalve verwezen naar hetgeen daarover is overwogen onder 5.21.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vorderingen van DKV af;
6.2.
wijst de vordering van Syncasso af;
6.3.
veroordeelt Syncasso voor wat betreft de door haar ingestelde vordering tegen de Staat in de kosten van de Staat, die worden begroot op nihil;
6.4.
veroordeelt DKV in de overige proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van zowel de Staat als Syncasso (telkens) begroot op € 1.434,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 618,-- aan griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis;
6.5.
verklaart de kostenveroordelingen ten behoeve van de Staat en Syncasso uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.
jvl