ECLI:NL:RBDHA:2017:8369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
09/817602-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting door gebruik van valse kassabonnen in meerdere filialen

Op 19 juli 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting. De verdachte, geboren in 1964, heeft in de periode van 10 maart 2017 tot en met 19 maart 2017, samen met haar medeverdachte, meerdere filialen van een winkelketen opgelicht door gebruik te maken van valse kassabonnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte op verschillende tijdstippen telefonisch contact hebben opgenomen met diverse filialen, waarbij zij zich voordeden als klanten die goederen wilden retourneren met een door hun hond beschadigde kassabon. Vervolgens zijn zij naar de filialen gegaan om de goederen daadwerkelijk te retourneren, waarbij zij de valse kassabonnen overhandigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de modus operandi van de verdachte en haar medeverdachte uitvoerig besproken. Het gebruik van valse kassabonnen en de listige kunstgrepen die zijn toegepast, zijn als bewijs voor de oplichting aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en poging tot oplichting. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.

De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de winkelketen, waarbij het vertrouwen in de juistheid van verkoop- en retourbonnen is geschaad. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar strafblad en eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817602-17
Datum uitspraak: 19 juli 2017
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.F. Heslinga, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1) zij op een of meer tijdstippen in
ofomstreeks de periode van 10 maart 2017 tot en met 1
7maart 2017 te 's-Gravenhage en/of Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich(zelf) en/of die (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse
naam en/of een valsehoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels:
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Vlaardingen (
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Rotterdam
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Rotterdam,
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Rotterdam, locatie [straat 6] (aangifte p. 213-214);
(telkens) heeft bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en), hebbende zij, verdachte
en/of haar mededader(s), met vorenomschreven oogmerk,
- zakelijk weergegeven –valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
  • (telkens) (telefonisch) contact opgenomen met voornoemd(e) filia(a)l(en) van [bedrijf] en (vervolgens) medegedeeld dat zij goederen wilde(n) retourneren maar dat zijn/haar/hun hond de kassabon kapot had gebeten en/of vervolgens gevraagd of dit een probleem zou opleveren en/of;
  • (vervolgens) (telkens) 4, althans meerdere, althans een (vermoedelijk gestolen) keukenschort(en) en/of een telefoonhoesje afkomstig van [bedrijf] aan een winkelmedewerker van voornoemd(e) filia(a)l(en) van [bedrijf] getoond en/of;
  • (vervolgens) (telkens) aan voornoemde winkelmedewerker(s) van [bedrijf] een (door verdachte en/of zijn mededader(s)) gekopieerde/valselijk opgemaakte en/of beschadigde kassabon getoond/aangeboden en/of;
  • (vervolgens) (telkens) aan voornoemde winkelmedewerker(s) duidelijk gemaakt dat zij, verdachte en/of haar mededader(s), deze/dit keukenschort(en) en/of dit telefoonhoesje wilde(n) ruilen/retourneren voor geld,
waardoor die medewerker(s) van de [bedrijf] en/of [bedrijf] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
2) zij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 10 maart 2017 tot en met 19 maart 2017 te Rotterdam en/of Delft en/of Leidschendam,
gemeente Leidschendam-Voorburg,in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte
en/of haar mededader(s)voorgenomen misdrijf om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse
naam en/of een valsehoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels:
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Rotterdam,
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Delft,
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Leidschendam,
te bewegen tot afgifte van een of meer geldbedragen, met vorenomschreven oogmerk
– zakelijk weergegeven -valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
  • (telkens) (telefonisch) contact heeft/hebben opgenomen met voornoemde filia(a)l(en) van [bedrijf] en (vervolgens) heeft/hebben medegedeeld dat zij goederen wilde(n) retourneren maar dat haar/hun hond de kassabon kapot had gebeten en/of vervolgens heeft/hebben gevraagd of dit een probleem zou opleveren en/of;
  • (vervolgens) (telkens) 4, althans meerdere, althans een (vermoedelijk gestolen) keukenschort(en) afkomstig van [bedrijf] aan een winkelmedewerker van voornoemd(e) filia(a)l(en) van [bedrijf] heeft/hebben getoond en/of;
  • (vervolgens) (telkens) aan voornoemde winkelmedewerker(s) van [bedrijf] een (door verdachte en/of haar mededader(s)) gekopieerde/valselijk opgemaakte en/of beschadigde kassabon heeft/hebben getoond/aangeboden en/of;
  • (vervolgens) (telkens) aan voornoemde winkelmedewerker(s) duidelijk heeft/hebben gemaakt dat zij, verdachte en/of haar mededader(s), deze/dit keukenschort(en) wilde(n) ruilen/retourneren voor geld,
en aldus heeft geprobeerd die medewerker(s) van [bedrijf] en/of [bedrijf] (telkens) te bewegen tot afgifte van een geldbedrag en/of geldbedragen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
In maart 2017 zijn medewerkers van diverse filialen van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) via een WhatsApp-groepsbericht ervoor gewaarschuwd dat een man en een vrouw, in de meeste gevallen na een telefonische vooraankondiging, in diverse [bedrijf] winkels kwamen om met een valse kassabon goederen om te ruilen voor geld. [2] Na onderzoek is verdachte, samen met haar partner, medeverdachte [medeverdachte] , in beeld gekomen.
Verdachte wordt verweten dat zij al dan niet samen met [medeverdachte] , 7 vestigingen van winkelbedrijf [bedrijf] heeft opgelicht (feit 1) en dat zij hier 3 pogingen toe heeft ondernomen (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van het voorliggende dossier feit 1 en feit 2, in alle gedachtestreepjes, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, in die zin dat bij beide feiten telkens sprake is geweest van medeplegen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat het wettig bewijs ontbreekt en dat verdachte, om die reden, vrijgesproken moet worden. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat de omstandigheid dat er naar diverse filialen van de [bedrijf] is gebeld met een telefoonnummer dat van de vader van verdachte bleek te zijn, nog niet betekent dat verdachte de persoon is geweest die de bewuste filialen gebeld heeft. Indien wel zou worden bewezen dat het verdachte is geweest die naar de filialen heeft gebeld, is daarmee nog niet bewezen dat zij dit heeft gedaan met de bedoeling om dat filiaal op te lichten, aldus de raadsman.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat er in vijf gevallen naar een filiaal van [bedrijf] is gebeld door een vrouw die vroeg of er goederen geretourneerd konden worden met een door de hond kapotgescheurde bon, te weten de filialen [straat 9] in Vlaardingen [3] , [straat 1] in Rotterdam [4] , [straat 2] in Rotterdam [5] , [straat 3] in Den Haag [6] , [straat 5] in Den Haag [7] en dat er in één geval door een niet nader omschreven persoon is gebeld met een soortgelijke vraag, te weten filiaal [straat 8] in Leidschendam [8] .
Het telefoonnummer
Naar aanleiding van de mededeling van een filiaalhoudster van [bedrijf] in Zoetermeer op 21 maart 2017, inhoudende dat haar filiaal de week daarvoor was gebeld door een vrouw, gebruik makend van het telefoonnummer [telefoonnummer]
,met de vraag of ze producten kon retourneren met een door een hond kapotgebeten kassabon, heeft de politie onderzoek verricht naar dit nummer. [9] Uit onderzoek is gebleken dat er met dit nummer in de periode van 10 maart 2017 tot en met 19 maart 2017 naar diverse [bedrijf] filialen is gebeld, waaronder de filialen [straat 1] , [straat 2] en [straat 6] in Rotterdam, [straat 3] , [straat 4] en [straat 5] in Den Haag, [straat 8] in Leidschendam en een filiaal in Delft. [10]
Het telefoonnummer staat op naam van [betrokkene] , die op 19 januari 2017 is overleden. [verdachte] heeft verklaard dat het telefoonnummer van haar vader was. [11] Ook heeft zij verklaard dat zij met verdachte samenwoont, dat de telefoon met dit nummer gebruikt wordt als huistelefoon en dat de telefoon het huis niet uitkomt. [12] Met dit telefoonnummer is op 19 maart 2017 gebeld naar het filiaal van [bedrijf] Leidsenhage (de rechtbank begrijpt: te Leidschendam). Direct daaropvolgend, binnen een minuut, is er met dit telefoonnummer gebeld naar het telefoonnummer, in gebruik bij verdachte [13] en het is verdachte die vervolgens in het filiaal in Leidschendam is verschenen om goederen te retourneren. [14] Nu voorts ook niet is gebleken of aannemelijk geworden dat iemand anders dan [medeverdachte] en/of [verdachte] rondom de ten laste gelegde data van dit telefoonnummer gebruik heeft gemaakt gaat de rechtbank ervan uit dat telkens [medeverdachte] of [verdachte] deze filialen met dit telefoonnummer hebben gebeld.
Verdachte [medeverdachte]
Verdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij een geldige aankoopbon van [bedrijf] een aantal keer heeft gekopieerd, dat hij de streepjescode onleesbaar heeft gemaakt en dat hij daarmee bij verschillende filialen van [bedrijf] schorten heeft geretourneerd. [15] Verdachte had een lege kassarol op een A4 geplakt, zodat de kopie op de kassabon werd gedrukt. Vervolgens hoefde hij dan alleen nog de bon van het A4 papier af te halen en de onderzijde en de bovenzijde eraf te knippen. [16]
Filiaal [straat 9] Vlaardingen
Uit de aangifte, waarin is vermeld dat deze ziet op een incident op 11 maart 2017, is verder vermeld dat zich op 10 maart 2017
een manbij dit filiaal heeft gemeld met de mededeling dat hij vier keukenschorten wilde ruilen. Het dossier bevat ook de beschrijving van bewakingsbeelden van 11 maart 2017, waarop te zien is dat
een vrouwzich met een viertal pakketjes bij dit filiaal van de [bedrijf] meldt. Aangezien de aangifte door de vermelding van verschillende data innerlijk tegenstrijdig is en bovendien niet wordt ondersteund door de beschrijving van de bewakingsbeelden, is de rechtbank, met de raadsvrouw, van oordeel is dat verdachte wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
Filiaal [straat 4] Den Haag
Aangeefster heeft verklaard dat zij door een medewerkster werd benaderd met de mededeling dat er op 16 maart 2017 omstreeks 19:15 uur een vrouw in het filiaal was geweest die vier schorten wilde terugbrengen. De vrouw overhandigde een bij de streepjescode gescheurde kassabon met de mededeling dat dat door de hond was gedaan, waarna de vrouw geld overhandigd heeft gekregen. [17] Uit onderzoek door de politie is gebleken dat er met het telefoonnummer, eindigend op 8035, op 16 maart 2017 om 15:45 en om 19:05 uur naar het filiaal aan de [straat 4] is gebeld. [18] Op de bewakingsbeelden van dit filiaal heeft de politie waargenomen dat er op de betreffende dag een vrouw het filiaal in komt die vier pakketjes en een gescheurde kassabon aanbiedt aan de cassière. Drie verbalisanten hebben de vrouw op de bewakingsbeelden herkend als verdachte. [19]
Filiaal [straat 8] in Leidschendam
Volgens getuige Verkolf had op 19 maart 2017 omstreeks 15:30 uur een klant telefonisch zijn komst naar het filiaal aangekondigd. Hij had verteld dat zijn hond het kassabonnetje had verscheurd. [20] Uit onderzoek is gebleken dat er met het telefoonnummer, eindigend op 8035, op 19 maart 2017 om 15:23 uur is gebeld naar [bedrijf] Leidsenhage en om 15:24, 16:11, 16:29, 17:34 en 18:49 uur naar [medeverdachte] . [21] Aangever heeft verklaard dat er die dag omstreeks 16:15 uur een man in de winkel kwam die vier keukenschorten wilde omruilen voor geld. Hij maakte daarbij gebruik van een valse kassabon, want de bon was niet voorzien van een watermerk. [22] Om 16:20 uur die dag is de politie door Verkolf gebeld met de mededeling dat [medeverdachte] in de winkel op heterdaad was aangehouden. [23] De politie heeft nabij het filiaal een groene Volkswagen Polo aangetroffen, welke op naam staat van [betrokkene] , overleden op 19 januari 2017, zijnde de vader van verdachte. [24] In de auto trof de politie in het dashboardkastje een enveloppe aan met meerdere kassabonnen van de [bedrijf] : twee kassabonnen waren in tact en bij twee kassabonnen was de streepjescode afgescheurd. [25]
Filiaal [straat 5] Den Haag
Aangever heeft verklaard dat op 16 maart 2017 een vrouw naar het filiaal heeft gebeld met de vraag of zij artikelen kon ruilen met een beschadigde aankoopbon. De vrouw vertelde dat de aankoopbon was beschadigd door toedoen van haar hond. Op 17 maart 2017 rond 17:21 uur verscheen er een man in het filiaal die direct naar de kassa liep en vier schorten en een aankoopbon toonde, waarbij hij vroeg of hij het aankoopbedrag terug kon krijgen. De bon die de man toonde was beschadigd en de streepjescode was niet leesbaar. De man zei dat zijn hond de bon had beschadigd, waarna het aankoopbedrag aan de man is teruggegeven. [26] Bij het uitkijken van de bewakingsbeelden van dit filiaal is [medeverdachte] als deze man herkend. [27] Uit onderzoek door de politie is gebleken dat er met het telefoonnummer, eindigend op 8035 op 16 maart 2017 om 15:44 uur is gebeld naar het filiaal van de [bedrijf] aan de [straat 5] in Den Haag. [28]
Filiaal [straat 3] Den Haag
Aangever heeft verklaard dat er op 16 maart 2017 een vrouw naar het filiaal belde met de mededeling dat zij producten wilde ruilen, maar dat haar hond een stuk van de kassabon had opgegeten. Diezelfde dag kwam er, blijkens de aangifte rond 18:45 uur, een man bij de kassa die vier schorten wilde ruilen, waarbij de man een kassabon liet zien waar een hap uit was en waardoor de streepjescode weg was. Doordat er abusievelijk drie producten zijn aangeslagen in plaats van vier, heeft de man minder geld teruggekregen, waar de man niets over zei en waarna hij de winkel verliet. [29] Uit onderzoek is gebleken dat er met het telefoonnummer, eindigend op 8035, op 16 maart 2017 om 15:43 uur is gebeld naar de [bedrijf] aan de [straat 3] in Den Haag. [30]
Filiaal [straat 1] Rotterdam
Aangeefster heeft verklaard dat er op 10, 11 of 12 maart 2017 door een vrouw naar het filiaal werd gebeld die vroeg of ze producten kon ruilen, waarbij zij zei dat het bonnetje kapotgebeten was door de hond. Op 12 maart 2017 rond 16:44 uur verscheen er een man met een hond in het filiaal die vier keukenschorten wilde ruilen. De man zei dat zijn hond het bonnetje had verscheurd. De bon bleek bij de barcode gescheurd. Daarop heeft de man geld overhandigd gekregen. [31] Uit onderzoek door de politie is gebleken dat er met het telefoonnummer, eindigend op 8035, op 11 maart 2017 om 14:31 uur naar het filiaal van de [bedrijf] aan de [straat 1] is gebeld. [32]
Filiaal [straat 7] Delft
Aangeefster heeft verklaard dat het filiaal op 17 maart 2017 werd gebeld door een vrouw met de vraag of ze producten kon ruilen met een door de hond kapotgebeten bon. Diezelfde dag kwam er een donkere man in het filiaal die vier keukenschorten wilde ruilen. De man toonde een kassabon met een scheur, waardoor de streepjescode niet te zien was. Daarop is tegen de man gezegd dat hij de schorten niet kon retourneren en is hem verzocht de winkel te verlaten. [33]
Filiaal [straat 2] Rotterdam
Aangeefster heeft verklaard dat er op 11 maart 2017 een man in de winkel kwam met de vraag of hij vier schorten kon ruilen, waarbij hij een bon overhandigde. De kassa gaf aan dat deze schorten inmiddels al retour waren gegeven, waardoor er geen geld teruggegeven kon worden. Daarop verliet de man de winkel. Op 11 maart 2017 is er om 14.31 uur gebeld naar dit filiaal met het telefoonnummer, eindigend op 8035. [34]
Door aangeefster is voorts verklaard dat er een aantal dagen later, op 16 maart 2017, door een vrouw naar het filiaal is gebeld met de vraag of zij een product kon ruilen met een door de hond kapotgebeten bon. Diezelfde dag meldde een man zich bij het filiaal met de vraag of hij een hoesje voor zijn mobiele telefoon kon ruilen, waarop hij een kassabon met een scheur aan de cassière overhandigde waarvan de streepjescode niet te lezen was. Daarop is aan de man een geldbedrag gegeven. [35]
Filiaal [straat 6] Rotterdam
Aangeefster heeft verklaard dat er op 10 maart 2017 een man van middelbare leeftijd met een normaal postuur en van Antilliaanse of Surinaamse afkomst aan de kassa is geweest die vier keukenschorten wilde omruilen voor geld. De man heeft daarop geld overhandigd gekregen. Nadien is gebleken dat de bon die de man gebruikte vals was, omdat de bon niet was voorzien van een watermerk. [36]
Schakelbewijs
De rechtbank acht, gelet op hetgeen de rechtbank hierboven omtrent het gebruik van het nummer eindigend op 8035 heeft overwogen, bewezen dat verdachte de vrouw is geweest die telkens heeft gebeld naar de filialen van [bedrijf] waarvan in de aangiftes is opgenomen dat
een vrouwheeft gebeld. Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank ook bewezen dat het verdachte is geweest die goederen heeft geretourneerd bij het filiaal aan de [straat 4] . De rechtbank acht voorts bewezen dat het [medeverdachte] is geweest die in de filialen, waarvan op de camerabeelden staat dat een man zich meldt bij dat filiaal om goederen te retourneren, de goederen heeft geretourneerd of dat heeft geprobeerd.
Conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de ook te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de feiten bij de [straat 4] en de [straat 5] in Den Haag en de [straat 8] in Leidschendam kunnen dienen als schakelbewijs voor de overige filialen, nu sprake is van een herkenbare en zeer specifieke modus operandi. Immers blijkt dat de werkwijze bij de afzonderlijke feiten telkens sterk overeenkomt. Er wordt steeds naar filialen gebeld met de vraag of goederen geruild kunnen worden met een bon die door de hond is gescheurd, waarop kort daarna [medeverdachte] of verdachte in het gebelde filiaal verschijnt, goederen ter retournering aanbiedt, een bon overhandigt die bij de barcode is gescheurd of waarin het watermerk ontbreekt.
Op basis van vorenstaande bewijsmiddelen kan het niet anders dan dat het ook verdachte is geweest die op 17 maart 2017 naar het filiaal aan het [straat 7] in Delft, op 16 maart 2017 naar het filiaal aan de [straat 3] in Delft, op 16 maart 2017 naar het filiaal aan de [straat 2] in Rotterdam en op 11 maart 2017 naar het filiaal aan de [straat 1] in Rotterdam heeft gebeld. In al deze gevallen is het [medeverdachte] geweest die vervolgens naar deze filialen is gegaan en goederen ter retournering heeft aangeboden, waarna hij steeds geld heeft ontvangen.
De rechtbank acht, in aanmerking genomen het voorgaande, ook bewezen dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het gebeurde aan de [straat 2] in Rotterdam op 11 maart 2017 (de poging) en bij de [straat 6] in Rotterdam op 10 maart 2017, gelet op de zeer specifieke modus operandi die ook bij deze filialen is gebruikt. Dat voor het filiaal aan de [straat 6] (Rotterdam) niet kan worden vastgesteld dat vóórafgaand aan het retourneren nog gebeld is, maakt dit, gelet op de overige specifieke kenmerken van de modus operandi, niet anders. De rechtbank legt aan dit oordeel mede ten grondslag dat alle tenlastegelegde feiten zijn gepleegd in een korte periode en dat verdachte, die door de politie is geconfronteerd met de bewijsmiddelen, hiervoor geen enkele verklaring heeft gegeven. Bij gebreke van een verklaring ontkomt de rechtbank niet aan de conclusie dat het verdachte is geweest die bij al deze feiten betrokken is geweest.
(Poging tot) oplichting?
Van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer iemand met het oogmerk om zich (of een ander) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, een ander beweegt tot afgifte van enig goed. Wil er dus in juridische zin van oplichting sprake zijn, dan moet door één of meer van de hiervoor genoemde middelen iemand daadwerkelijk worden bewogen tot afgifte van een goed. Daarbij geldt dat tussen de afgifte van het goed en de hiervoor genoemde middelen een rechtstreeks verband moet bestaan.
Zoals blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen is de modus operandi in hoge mate gelijkluidend. Daarnaast kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] de kassabonnen heeft vervalst door een kassabon van de [bedrijf] op de kopieermachine te leggen, waarna er een kopie van die bon op een lege kassarol werd gedrukt waarmee hij bij de [bedrijf] schorten heeft teruggebracht. [37]
Tot de modus operandi behoort het vervalsen van de kassabon door medeverdachte [medeverdachte] . Dat [medeverdachte] kassabonnen heeft gedupliceerd en gemanipuleerd - waarvan er één vervolgens ook door verdachte in het filiaal aan de [straat 4] in Den Haag is gebruikt - levert naar het oordeel van de rechtbank een kunstgreep op. Dat het bewerken of namaken van kassabonnen met het doel daarmee in ruil voor goederen geld te ontvangen wederrechtelijk is, behoeft geen betoog. Nu is komen vast te staan dat er in elk geval vijf maal is gebeld naar een filiaal met het verhaal dat de kassabon kapot is gemaakt door de hond, gevolgd door het daadwerkelijk naar dat filiaal gaan en om met dat verhaal en met dat bonnetje spullen aan te bieden, is naar het oordeel van de rechtbank ook sprake van een samenweefsel van verdichtsels. Dat deze oplichtingmiddelen ook geschikt zijn om tot afgifte te bewegen is wel gebleken, aangezien de [bedrijf] ook daadwerkelijk tot afgifte van een geldbedrag is overgegaan, terwijl uit het feit dat telkens aangifte is gedaan van ‘overige horizontale fraude’ blijkt dat dat bij een juiste voorstelling van zaken niet het geval zou zijn geweest. Gelet op de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , zoals daarvan blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, welke samenwerking onmiskenbaar gericht is geweest op voltooiing van de delicten en de wezenlijke bijdragen die zij beiden daaraan hebben geleverd, kan er geen andere conclusie volgen dan dat er sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich onder feit 1 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van zes voltooide oplichtingen en dat zij zich onder feit 2 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van drie pogingen daartoe.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1) zij op tijdstippen in de periode van 10 maart 2017 tot en met 17 maart 2017 te 's-Gravenhage en Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander meermalen, telkens met het oogmerk om zichzelf en die ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels:
  • [bedrijf] filiaal Rotterdam, locatie [straat 1] en;
  • [bedrijf] filiaal Rotterdam, locatie [straat 2] en;
  • [bedrijf] filiaal ‘s-Gravenhage, locatie [straat 3] en;
  • [bedrijf] filiaal ‘s-Gravenhage, locatie [straat 4] en;
  • [bedrijf] filiaal ‘s-Gravenhage, locatie [straat 5] en;
  • [bedrijf] filiaal Rotterdam, locatie [straat 6] ;
telkens heeft bewogen tot afgifte van een geldbedragen, hebbende zij, verdachte, en haar mededader, met vorenomschreven oogmerk, listiglijk en/ bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
  • telefonisch contact opgenomen met voornoemde filialen van [bedrijf] en vervolgens medegedeeld dat hij/zij goederen wilde retourneren maar dat zijn/haar/hun hond de kassabon kapot had gebeten en;
  • vervolgens 4 keukenschorten en een telefoonhoesje afkomstig van [bedrijf] aan een winkelmedewerker van voornoemde filialen van [bedrijf] getoond en;
  • vervolgens telkens aan voornoemde winkelmedewerkers van [bedrijf] een door verdachte gekopieerde/valselijk opgemaakte en beschadigde kassabon getoond/aangeboden en;
  • vervolgens aan voornoemde winkelmedewerker duidelijk gemaakt dat hij/zij, verdachte en zijn mededader, deze keukenschorten en/of dit telefoonhoesje wilde ruilen voor geld,
waardoor [bedrijf] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
2) zij op tijdstippen in de periode van 10 maart 2017 tot en met 19 maart 2017 te Rotterdam en Delft en Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels:
  • [bedrijf] filiaal Rotterdam, locatie [straat 2] en;
  • [bedrijf] filiaal Delft, locatie [straat 7] en;
  • [bedrijf] filiaal Leidschendam, locatie [straat 8]
te bewegen tot afgifte van een geldbedrag, met vorenomschreven oogmerk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
  • telefonisch contact heeft/hebben opgenomen met voornoemde filialen van [bedrijf] en (vervolgens) heeft/hebben medegedeeld dat hij/zij goederen wilde(n) retourneren maar dat zijn/haar/hun hond de kassabon kapot had gebeten en/of vervolgens heeft/hebben gevraagd of dit een probleem zou opleveren en/of;
  • vervolgens telkens 4 keukenschorten afkomstig van [bedrijf] aan een winkelmedewerker van voornoemde filialen van [bedrijf] heeft getoond en;
  • vervolgens telkens aan voornoemde winkelmedewerker van [bedrijf] een door verdachte gekopieerde/valselijk opgemaakte en beschadigde kassabon heeft getoond/aangeboden en;
  • vervolgens telkens aan voornoemde winkelmedewerker duidelijk heeft gemaakt dat hij/zij, verdachte of zijn mededader, deze keukenschorten wilde ruilen voor geld,
en aldus heeft geprobeerd [bedrijf] telkens te bewegen tot afgifte van een geldbedrag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 2:
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft samen met [medeverdachte] op een buitengewoon geraffineerde wijze winkelketen [bedrijf] opgelicht. [medeverdachte] heeft een valse bon in elkaar geknutseld, verdachte heeft de verschillende filialen gebeld met het verhaal dat de bon door de hond stuk was gebeten, waarna [medeverdachte] en in één geval verdachte zelf naar het betreffende filiaal is gegaan om goederen met die valse bon te retourneren. Verdachte en [medeverdachte] hadden maar één doel voor ogen: geld verkrijgen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte het bedrijf schade en hinder toegebracht. Bovendien heeft zij een ernstige inbreuk gemaakt in het vertrouwen dat [bedrijf] in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van verkoop- en retourbonnen, moet kunnen stellen. De rechtbank rekent verdachte dit zeer aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, gedateerd 23 maart 2017. Daaruit blijkt dat verdachte reeds veelvuldig - en ook meermalen tot gevangenisstraf - is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 5 januari 2016, van het vroeghulprapport van 24 maart 2017 en van het reclasseringsadvies van 8 maart 2017, welk laatste advies is opgemaakt in het kader van een andere strafzaak van verdachte waar het ook een vermogensfeit betrof. Uit deze rapporten komt naar voren dat verdachte een geschiedenis kent met het gebruik van drugs en dat zij in 2010 is gestart met een methadonbehandeling. Ook blijkt dat zij samenwoont met [medeverdachte] , een uitkering ontvangt en schulden heeft. Ten slotte volgt uit de rapporten dat verdachte zich eerder niet heeft gehouden aan meldplichtafspraken en dat zij heeft aangegeven dat zij zich niet meer wil inzetten voor toezicht en behandeling.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen en conclusies worden gedragen door een inzichtelijke onderbouwing. De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusies en legt die ten grondslag aan haar oordeel. Gelet op deze conclusies, de ernst, de hoeveelheid en de geraffineerdheid van de feiten, bezien in het licht van het forse en voornamelijk vermogensdelicten behelzende strafblad van verdachte en de omstandigheid dat verdachte kennelijk geen lering heeft getrokken uit de eerdere veroordelingen, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf een passende en geboden reactie. Gelet op de bevindingen van de reclassering met betrekking tot de bereidheid van verdachte om mee te werken aan toezicht en behandeling, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van deze straf geen bijzondere voorwaarden verbinden.

7.De vordering van de benadeelde partij

[benadeelde] heeft zich - blijkens een op de vordering gezette stempel - namens [bedrijf] als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 1.267,-.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit, waarbij zij nog heeft opgemerkt dat zij zich voor kan stellen dat de rechtbank de post “tijdsinvestering en overlast van 7 locaties á € 181,- per locatie” zal matigen, aangezien deze post 7 keer is opgevoerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat het materiële deel van de vordering dient te worden afgewezen en dat het immateriële deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, aangezien niet vast te stellen is door wie de vordering is ingediend, terwijl ook overigens niet zonder nadere toelichting valt af te leiden waaruit het opgevoerde schadebedrag bestaat.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals daarvan blijkt uit het vonnis, heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
2 (twee) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering bij de civiele rechter kan aanbrengen.
bepaalt dat de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt, zullen worden gecompenseerd, in die zin dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Rootring, voorzitter,
mr. M. van Seventer, rechter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N.M.E. Oudshoorn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017077924 en volgnummers, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer - Leidschendam/Voorburg, basisteam Leidschendam-Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd blz. 2 t/m 231)
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , blz. 30
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 18
4.Proces-verbaal van aangifte, blz. 20 en 21
5.Proces-verbaal van aangifte, blz. 16
6.Proces-verbaal van aangifte, blz. 24
7.Proces-verbaal van aangifte, blz. 26 en 27
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , blz. 42 en 43
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 137
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 217 en 219
11.Proces-verbaal van bevindingen. blz. 137
12.Proces-verbaal verhoor S. [verdachte] d.d. 21 maart 2017, blz. 110
13.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 219
14.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 82 en 83
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 16 mei 2017, blz. 230 en 231
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 21 maart 2017, blz. 102
17.Proces-verbaal van aangifte, blz. 22 en 23
18.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 219
19.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 200, Proces-verbaal van bevindingen, blz. 201, Proces-verbaal van bevindingen, blz. 202
20.Proces-verbaal van verhoor getuige V.B. Verkolf, blz. 30
21.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 219
22.Proces-verbaal van aangifte, blz. 8
23.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 82 en 83
24.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 141
25.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 141
26.Proces-verbaal van aangifte, blz. 26 en 27
27.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 163
28.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 219
29.Proces-verbaal van aangifte, blz. 24
30.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 219
31.Proces-verbaal van aangifte, blz. 20
32.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 218
33.Proces-verbaal van aangifte, blz. 14
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 218-219
35.Proces-verbaal van aangifte, blz. 16
36.Proces-verbaal van aangifte, blz. 213 en 214
37.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] , blz. 102