ECLI:NL:RBDHA:2017:8328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
5575676 RL EXPL 16-33723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van geheimhoudingsbeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Mediocosmetics B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. Mediocosmetics vorderde dat [gedaagde] zou worden verboden om vertrouwelijke informatie, waaronder namen en gegevens van cliënten, onder zich te houden of te delen met derden, en eiste de vernietiging van alle administratieve bescheiden die zij in haar bezit had. De zaak draaide om de schending van een geheimhoudingsbeding dat was opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde].

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] gebonden was aan het geheimhoudingsbeding, ook na een functiewijziging in 2008. Het geheimhoudingsbeding was van toepassing op vertrouwelijke informatie, waaronder omzetlijsten van cliënten, die [gedaagde] had gedeeld met haar vader en partner. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] in strijd had gehandeld met het geheimhoudingsbeding en dat de vorderingen van Mediocosmetics grotendeels toewijsbaar waren. De kantonrechter matigde echter de boete voor de schending van het geheimhoudingsbeding tot € 5.000,-, omdat de oorspronkelijke boete van € 20.000,- buitensporig werd geacht in verhouding tot de omstandigheden van de zaak.

De uitspraak bevatte ook bepalingen over dwangsommen voor het niet naleven van de verboden en de verplichtingen tot vernietiging van documenten. [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van geheimhouding in arbeidsovereenkomsten, vooral in sectoren waar vertrouwelijke informatie van cliënten wordt behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnr.: 5575676 RL EXPL 16-33723
10 mei 2017
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mediocosmetics B.V.,gevestigd te ‘s-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Draaisma,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Bathoorn.
Partijen worden verder aangeduid als “Mediocosmetics” en “ [gedaagde] ”.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 7 december 2016;
  • de conclusie van antwoord;
  • de in het geding gebrachte producties.
1.2
Op 19 april 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij beide partijen met hun gemachtigde zijn verschenen, Mediocosmetics vertegenwoordigd door de heer [T] (hierna: [T] ) en [gedaagde] in persoon. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1
Mediocosmetics, mede handelende onder de naam Clinic 28, is een kliniek die zich toelegt op injectables en andere al dan niet medisch geïndiceerde cosmetische behandelingen. Daarnaast bestaat Crest Clinic B.V. (hierna: Crest) dat eveneens handelt onder de naam Clinic 28. [T] is [functie] van beide vennootschappen.
2.2
[gedaagde] is sinds [2003] in dienst geweest van (de rechtsvoorgangers van) Mediocosmetics laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, aanvankelijk als [functie] en sinds 1 maart 2008 als [functie] .
2.3
In de in juni 2003 door mevrouw [B] namens New Fill Center Den Haag C.V. en [gedaagde] ondertekende arbeidsovereenkomst is in artikel 10 een geheimhoudingsbeding opgenomen (hierna: het geheimhoudingsbeding) dat als volgt luidt:
“1. De werkneemster verbindt zich zowel gedurende als na het einde van deze overeenkomst tot absolute geheimhouding omtrent alles wat zij, in welke functie dan ook, bij de werkgever, dan wel bij diens cliënten, ziet of hoort, hetzij van zakelijke of persoonlijke aard, hetzij van klaarblijkelijk belang, dan wel van ogenschijnlijk geen of weinig belang.
2. Het is de werkneemster verboden op welke wijze dan ook software, documenten, correspondentie of kopieën hiervan, die zij in verband met haar werkzaamheden bij de werkgever onder zich heeft verkregen, in haar particuliere bezit te hebben, te houden of te kopiëren, uitgezonderd voor zover en voor zolang dit voor de uitoefening van haar werkzaamheden is vereist. In ieder geval is de werkneemster verplicht, zelfs ook zonder enig verzoek daartoe, vorenbedoelde software, documenten, correspondentie of kopieën hiervan, aan het einde van deze overeenkomst, of wel bij non-actiefstelling, om welke reden dan ook, onmiddellijk aan de werkgever ter hand te stellen.
3. Indien de werkneemster in strijd met haar verplichtingen uit hoofde van het bepaalde in de voorgaande leden handelt, zal zij aan de werkgever zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, voor iedere overtreding een boetesom verbeuren ten bedrage van € 10.000,-, onverminderd het recht van de werkgever in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen.”
2.4
In de op 15 december 2003 en op 30 juni 2004 door mevrouw [B] namens Clinic for Injectables en [gedaagde] ondertekende arbeidsovereenkomsten is in artikel 11 een geheimhoudingsbeding opgenomen dat identiek is aan het hiervoor onder 2.3 weergegeven geheimhoudingsbeding.
2.5
In een op 1 juni 2013 door [T] namens Mediocosmetics en [gedaagde] ondertekende overeenkomst is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…)
In aanmerking nemende dat:
  • Partijen met elkaar per [2003] een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan.
  • Partijen deze wijziging schriftelijk willen vastleggen.
Zijn overeengekomen als volgt:
(…)
De werkneemster per 1 juni 2013 60% werkt van de voorgaande uren en het salaris ook 60% wordt.
(…) “
2.6
Bij beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 9 januari 2014 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 februari 2014 ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen.
2.7
In een procedure tegen Crest, bij deze rechtbank bekend onder rolnummer 3771677 RL EXPL 15-1446, heeft [gedaagde] tijdens een getuigenverhoor op 16 maart 2016 onder ede verklaard dat zij omzetlijsten van Crest heeft laten zien aan haar vader en partner.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1
Mediocosmetics vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] :
a. verbiedt om (lijsten van) namen en gegevens van cliënten/patiënten van Mediocosmetics dan wel van Crest onder zich te hebben, te tonen of door te geven aan enig persoon of aan personen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per gebeurtenis;
b. verbiedt om andere bedrijfsgegevens die niet openbaar zijn van Mediocosmetics en/of van Crest aan enig andere persoon of aan personen te tonen of mee te delen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per gebeurtenis;
c. gebiedt om alle administratieve bescheiden en documenten die zij van Mediocosmetics en/of van Crest onder zich heeft, uiterlijk binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan Mediocosmetics ter beschikking te stellen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van
€ 1.500,- voor iedere dag dat [gedaagde] hierin in gebreke is;
d. gebiedt om alle administratieve bescheiden en documenten die zij van Mediocosmetics en/of van Crest heeft opgeslagen op haar privé computer of laptop dan wel op andere gegevensdragers waartoe zij toegang heeft, zoals haar mobiele telefoon dan wel externe harde schijven, binnen 24 uur na betekening van het vonnis te vernietigen op eigen kosten, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.500,- voor iedere dag dat [gedaagde] hierin in gebreke is;
e. gebiedt voor haar rekening het bewijs van vernietiging van de gegevens te leveren door middel van een rapport van vernietiging van een daarvoor gekwalificeerd bedrijf;
f. veroordeelt te betalen een som ineens ad € 20.000,- als boete voor het overtreden van het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen geheimhoudingsbeding, dan wel in goede justitie te bepalen andere lagere boete;
g. veroordeelt te betalen de wettelijke (handels)rente ex artikel 6:119(a) BW over het bedrag genoemd onder f.;
h. veroordeelt te betalen de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 890,-, dan wel een door de kantonrechter te bepalen ander bedrag, te vermeerderen met 21% BTW en de over dit bedrag verschuldigde wettelijke (handels)rente ex artikel 6:119(a) BW, vanaf
7 december 2016 tot de dag der algehele voldoening;
een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2
Mediocosmetics legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. [gedaagde] heeft door omzetlijsten, die namen bevatten van cliënten/patiënten van Mediocosmetics en/of Crest en gegevens over de behandeling die zij bij Mediocosmetics en/of Crest hebben ondergaan, onder zich te houden en met anderen te delen in strijd gehandeld met lid 1 en lid 2 van het geheimhoudingsbeding. Als de cliënten/patiënten vernemen dat met hun gegevens niet vertrouwelijk is omgegaan, kan de continuïteit van de onderneming Clinic 28 in gevaar komen. Ondanks herhaalde aanmaning heeft [gedaagde] de door haar verbeurde boete ten bedrage van in totaal € 20.000,- niet aan Mediocosmetics voldaan. [gedaagde] dient zich aan de met haar gemaakte postcontractuele afspraken te houden. [gedaagde] dient de omzetlijsten e.a. aan Mediocosmetics te retourneren en alle gegevens die zij van Mediocosmetics en/of Crest op een gegevensdrager in privé heeft te vernietigen. [gedaagde] dient vervolgens door middel van een verklaring van een daartoe gespecialiseerd bedrijf aan te tonen dat er op de gegevensdragers waartoe zij toegang heeft, geen gegevens van Mediocosmetics en/of Crest meer aanwezig zijn.
3.3
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan en concludeert tot afwijzing van de vordering dan wel - subsidiair - tot matiging van de boete.

4.Beoordeling

4.1
Allereerst is de vraag of [gedaagde] sinds de functiewijziging in 2008 aan het geheimhoudingsbeding gebonden is.
4.2
[gedaagde] voert aan dat dat niet het geval is, omdat in 2008 voor de nieuwe en geheel andere functie van officemanager niet opnieuw een geheimhoudingsbeding is afgesproken. Mediocosmetics heeft dit verweer gemotiveerd weersproken en verwezen naar de door haar overgelegde aanvullende arbeidsovereenkomst d.d. 1 juni 2013 waarin uitdrukkelijk verwezen wordt naar de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst. Het geheimhoudingsbeding is van kracht gebleven ook al is de functie van [gedaagde] zwaarder geworden, aldus Mediocosmetics.
4.3
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] zich met zoveel woorden op het standpunt stelt dat het geheimhoudingsbeding veel overeenkomsten vertoont met het concurrentiebeding en om die reden dient te worden getoetst aan de vereisten die gelden voor een dergelijk beding. De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval, waar het gaat om het beschermen van vertrouwelijke patiëntgegevens, geen reden is om het geheimhoudingsbeding op één lijn te stellen met het concurrentiebeding. Dat zou anders kunnen zijn als de door het geheimhoudingsbeding opgeworpen beperkingen betrekking hebben op de bevoegdheid van de werknemer om na einde van de arbeidsovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, bijvoorbeeld als het beding ziet op een bepaalde werkwijze of productiemethode en de werknemer zijn kennis daarvan niet kan toepassen bij een nieuwe werkgever. Niet gesteld of gebleken is dat daarvan in het onderhavige geval sprake is. Namens Mediocosmetics is bovendien onweersproken aangevoerd dat de geheimhoudingsplicht voor alle medewerkers binnen de onderneming geldt. De door [gedaagde] gestelde functieverzwaring is dan ook geen relevante omstandigheid. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] na 2008 gebonden is gebleven aan het geheimhoudingsbeding.
4.4
Vervolgens is de vraag of de omzetlijsten, die volgens Mediocosmetics namen bevatten van cliënten/patiënten van Mediocosmetics en/of Crest en gegevens over de behandeling die zij bij Mediocosmetics en/of Crest hebben ondergaan, onder het geheimhoudingsbeding vallen.
4.5
[gedaagde] voert aan dat op de omzetlijsten alleen gegevens van Crest voorkomen. Volgens [gedaagde] had zij deze informatie nodig om de administratie van Crest te kunnen doen. Mediocosmetics heeft niet weersproken dat de omzetlijsten alleen gegevens van cliënten/patiënten van Crest bevatten, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden van [gedaagde] in dienst van Mediocosmetics óók het verzorgen van de administratie van Crest betroffen. Mediocosmetics stelt dat [gedaagde] dit in 2013 in haar verweerschrift tegen het ontbindingsverzoek ook zelf heeft aangegeven en wijst erop dat de kantonrechter van deze rechtbank in zijn vonnis van 17 november 2016 in de hiervoor onder 2.7 vermelde procedure heeft beslist dat [gedaagde] er niet in is geslaagd om te bewijzen dat Crest haar opdracht heeft gegeven tot het verrichten van administratieve werkzaamheden ten behoeve van Crest.
4.6
De kantonrechter neemt gelet op genoemd vonnis van 17 november 2016 als vaststaand aan dat de werkzaamheden van [gedaagde] in dienst van Mediocosmetics óók het verzorgen van de administratie van Crest betroffen. Derhalve moet eveneens worden aangenomen dat de omzetlijsten vallen onder het bepaalde in lid 1 en 2 van het geheimhoudingsbeding.
4.7
Dat [T] volgens [gedaagde] ervan op de hoogte was dat [gedaagde] over de omzetlijsten beschikte, leidt niet tot een andere conclusie. [T] heeft tijdens de comparitie gemotiveerd betwist dat hij ervan wist dat [gedaagde] thuis patiëntgegevens had. Wat hier ook van zij, dit neemt niet weg dat [gedaagde] deze informatie in ieder geval bij het einde van haar arbeidsovereenkomst met Mediocosmetics had moeten teruggeven en niet had mogen delen met derden. Derhalve heeft [gedaagde] in strijd gehandeld met het bepaalde in lid 1 en in lid 2 van het geheimhoudingsbeding. De vorderingen van Mediocosmetics als hiervoor onder
3.1.a tot en met e weergegeven zullen daarom als na te melden worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd als hierna te melden.
4.8
[gedaagde] voert verder aan dat het boetebeding niet voldoet aan de vereisten van artikel 7:650 lid 3 BW. Met name is in het geheimhoudingsbeding niets bepaald over de bestemming van de boete zodat het beding gelet op het bepaalde in lid 6 van genoemd artikel nietig is volgens [gedaagde] . Mediocosmetics heeft dit verweer gemotiveerd weersproken. Met Mediocosmetics is de kantonrechter van oordeel dat het verweer van [gedaagde] niet slaagt omdat haar salaris altijd hoger dan het voor haar geldende minimumloon is geweest, zodat afwijking van het bepaalde in lid 3 van genoemd artikel bij schriftelijke overeenkomst mogelijk is geweest.
4.9
[gedaagde] verzoekt subsidiair het bedrag van de boete te matigen tot maximaal 10%. [gedaagde] voert in dat verband aan dat de strekking van het geheimhoudingsbeding is dat vertrouwelijke informatie niet bij concurrerende bedrijven terechtkomt en dat dat ook niet is gebeurd. Gelet op de hoogte van het salaris dat [gedaagde] destijds verdiende, is de boete bovenmatig. Bovendien verkeerde [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst in een afhankelijke positie ten opzichte van Mediocosmetics waardoor zij het beding niet heeft kunnen weigeren. [gedaagde] heeft gelet op haar financiële belangen de vrijheid om de omzetgegevens met haar partner te bespreken. [T] wist en accepteerde dat [gedaagde] de omzetlijsten thuis had. De reikwijdte van het geheimhoudingsbeding staat in casu niet in redelijke verhouding tot de belangen van de werkgever. De continuïteit van Clinic 28 loopt geenszins gevaar omdat [gedaagde] de omzetlijsten uitsluitend heeft getoond aan haar vader en partner. Van enige schade aan de zijde van Mediocosmetics en Crest is niet gebleken. Volgens [gedaagde] leidt het opleggen van een boete onder de gegeven omstandigheden tot een onaanvaardbaar resultaat.
4.1
De kantonrechter overweegt dat een boete zoals thans wordt gevorderd, op grond van artikel 6:94 lid 1 BW kan worden gematigd, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Aan deze voorwaarde kan voldaan zijn in het geval dat de bedongen boete in verhouding tot de schade als gevolg van de overtredingen buitensporig is. De maatstaf in artikel 6:94 lid 1 BW brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter moeten letten op alle omstandigheden van het geval, waaronder (a) de aard van de overeenkomst, (b) de inhoud en de strekking van het beding, (c) de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, (d) de omstandigheden waaronder het beding is ingeroepen en (e) de hoedanigheid van partijen.
Ad (a) Wat de aard van de overeenkomst betreft: een boetebeding als het onderhavige is geen ongebruikelijk beding in arbeidsovereenkomsten. Enerzijds fungeert dit beding als prikkel tot nakoming van de contractuele bepalingen inzake geheimhouding, anderzijds fixeert dit beding de schadevergoeding voor het geval dat de verplichtingen voortkomend uit de tussen partijen overeengekomen geheimhouding toerekenbaar niet worden nagekomen. Dat laatste is van belang nu schade welke het gevolg is van schending van een geheimhoudingsbeding zich in de regel moeilijk en vaak eerst na verloop van tijd laat begroten.
Ad (b) Wat betreft de inhoud en de strekking van het beding: het beding houdt in dat [gedaagde] voor iedere overtreding van het bepaalde in lid 1 en lid 2 van het geheimhoudingsbeding een boetesom zal verbeuren ten bedrage van € 10.000,-, onverminderd het recht van de werkgever in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen. Van belang is dat het hier om bescherming van patiëntgegevens gaat en [gedaagde] gelet op haar functie zonder meer heeft moeten begrijpen dat het van het grootste belang is dat dergelijke vertrouwelijke gegevens omtrent personen en medische behandelingen uiterst vertrouwelijk behandeld worden en niet op enigerlei wijze ter kennis komen van derden.
Ad (c) Wat betreft de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete: tussen partijen staat weliswaar vast dat [gedaagde] vertrouwelijke informatie na de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst onder zich heeft gehouden en met haar vader en partner heeft gedeeld, zodat sprake is van schending van de geheimhoudingsplicht. Er is echter niet gesteld of gebleken dat Mediocosmetics daardoor daadwerkelijk schade heeft geleden of zal lijden.
Ad (d) Wat betreft de omstandigheden waaronder het beding is ingeroepen: de kantonrechter acht van belang dat het beding na afloop van de hiervoor onder 2.7 genoemde procedure is ingeroepen uitsluitend naar aanleiding van de door [gedaagde] als getuige in die procedure afgelegde verklaring.
Ad (e) Wat betreft de hoedanigheid van partijen: [gedaagde] had ten tijde van haar indiensttreding bij de rechtsvoorganger(s) van Mediocosmetics weinig ruimte om een dergelijk boetebeding niet te accepteren. Inmiddels is de arbeidsovereenkomst tussen partijen door de kantonrechter van deze rechtbank ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De verstoorde arbeidsverhouding is, naar de kantonrechter concludeert, mede aanleiding geweest voor de vordering van [gedaagde] tegen Crest in het kader waarvan [gedaagde] de omzetlijsten heeft getoond aan haar vader en partner.
4.11
Een en ander afwegend en bezien tegen de achtergrond van het salarisniveau van [gedaagde] , blijkens de ontbindingsbeschikking van 9 januari 2014 laatstelijk € 1.662,05 bruto per maand bij een werkweek van 60%, is de kantonrechter van oordeel dat oplegging van een boete van € 20.000,-- onder de gegeven omstandigheden tot een onaanvaardbaar resultaat zou leiden, zodat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete wordt gematigd tot het niveau van drie maanden salaris, oftewel (afgerond) € 5.000,-. De vordering van Mediocosmetics onder 3.1 sub f weergegeven zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen. De wettelijke rente hierover zal als onweersproken worden toegewezen.
4.12
De door Mediocosmetics gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn door [gedaagde] gemotiveerd betwist. Tegenover die betwisting heeft Mediocosmetics nagelaten een behoorlijke specificatie te verstrekken van de buiten rechte verrichte werkzaamheden, zodat deze vordering als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen.
4.13
[gedaagde] zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- verbiedt [gedaagde] om (lijsten van) namen en gegevens van cliënten/patiënten van Mediocosmetics en/of Crest onder zich te hebben, te tonen of door te geven aan enig persoon of aan personen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van
€ 500,- per gebeurtenis met een maximum van € 50.000,-;
- verbiedt [gedaagde] om andere bedrijfsgegevens die niet openbaar zijn van Mediocosmetics en/of Crest aan enig andere persoon of aan personen te tonen of mee te delen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per gebeurtenis met een maximum van € 50.000,-;
- gebiedt [gedaagde] om alle administratieve bescheiden en documenten die zij van Mediocosmetics en/of Crest onder zich heeft, uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan Mediocosmetics ter beschikking te stellen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat [gedaagde] hierin in gebreke is met een maximum van € 50.000,-;
- gebiedt [gedaagde] om alle administratieve bescheiden en documenten die zij van Mediocosmetics en/of Crest heeft opgeslagen op haar privé computer of laptop dan wel op andere gegevensdragers waartoe zij toegang heeft, zoals haar mobiele telefoon dan wel externe harde schijven, binnen 24 uur na betekening van het vonnis te vernietigen op eigen kosten, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat [gedaagde] hierin in gebreke is met een maximum van € 50.000,-;
- gebiedt [gedaagde] het bewijs van vernietiging van de gegevens te leveren door middel van een rapport van vernietiging van een daarvoor gekwalificeerd bedrijf;
- veroordeelt [gedaagde] om aan Mediocosmetics te betalen een bedrag van € 5.000,- als boete voor het overtreden van het geheimhoudingsbeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Mediocosmetics vastgesteld op € 802,81 waarvan € 500,- als het aan de gemachtigde van Mediocosmetics toekomende salaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. F.J. Verbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2017.