Overwegingen
1. Eiser is van Iraanse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum].
2. Eiser heeft op 4 februari 2016 een asielaanvraag gedaan. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat de veiligheidsdienst van Iran in oktober 2014 zijn woning heeft doorzocht. Eiser denkt dat dit is gebeurd vanwege zijn persoonlijke levenswijze. Hij is atheïst en hij heeft een heavy-metal levensstijl. Hij is eerder gearresteerd tijdens een concert en is toen gedetineerd. Eiser is vanwege de huiszoeking uit Iran gevlucht naar Turkije en een jaar later is hij naar Griekenland doorgereisd en daarna naar Nederland.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen niet geloofwaardig zijn voor wat betreft de gestelde identiteit, het atheïsme, eisers arrestatie en detentie, de problemen vanwege het atheïsme en vanwege de persoonlijke levensstijl en de inval in de woning. Van discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag is geen sprake. Gelet hierop is volgens verweerder niet aannemelijk dat eiser heeft te vrezen voor vluchtelingenrechtelijke vervolging, dan wel ernstige schade.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, d en e van de Vw. Daarbij stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser hem heeft misleid door valse informatie omtrent diens identiteit te verstrekken, dat eiser, zich te kwader trouw heeft ontdaan van documenten die konden dienen ter vaststelling van diens identiteit, en dat eiser kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd.
4. Eiser bestrijdt de ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen. Hij voert verder aan dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheden - in onderlinge samenhang - dat zijn vorige gemachtigde op grove wijze nalatig is geweest in de bijstand van hem in de asielprocedure, dat hij verschillende vragen tijdens de gehoren niet heeft begrepen en dat hij psychische klachten heeft die mogelijk van invloed zijn geweest op zijn verklaringen. Eiser stelt dat hij om die redenen niet in staat is geweest om alle relevante elementen naar voren te brengen.
Hij stelt in dat verband nog dat hij actief heeft deelgenomen aan de groene beweging en dat hij contacten heeft onderhouden met de Mojahedin-el Khalq. Verder heeft hij militaire dienst geweigerd. Eiser stelt ten slotte dat de asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgedaan en dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is onderbouwd.
5. Op grond van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling die (a) verdragsvluchteling is of (b) aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit (1) doodstraf of executie, (2) folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, of (3) ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw wordt een asielaanvraag afgewezen als ongegrond (in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Procedurerichtlijn), indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser voorafgaand aan de gehoren is gezien door een medewerker van FMMU. Uit het daarover opgestelde medisch advies van 9 februari 2016 blijkt dat eiser kon worden gehoord over zijn asielaanvraag. Het advies vermeldt: “Er zijn medische klachten geconstateerd en mogelijk vormen die een beperking voor het horen. Betrokkene geeft aan moeite met zijn geheugen te hebben en het kost hem moeite om zijn herinneringen op te halen. Betrokkene graag korte vragen stellen en zo nodig herhalen. Betrokkene zo nodig extra pauzes geven.”
Eiser is gehoord op 6 februari 2016, 26 juli 2016, 28 juli 2016 en 29 augustus 2016. Uit de verslagen van de gehoren blijkt dat deze hebben plaatsgevonden met inachtneming van de door FMMU genoemde suggesties.
Uit de verslagen blijkt niet van aanwijzingen voor medische problemen die op dat moment aan het horen van eiser in de weg zouden hebben kunnen staan: eiser heeft bij de start van het nader gehoor in algemene zin melding gemaakt van geheugenklachten. Eiser heeft verder gezegd dat hij data niet weet (eerste gehoor en correcties en aanvullingen nader gehoor). Bij aanvang van elk van de gehoren heeft hij evenwel aangegeven dat hij in staat is om te worden gehoord. Vervolgens heeft eiser tijdens de gehoren niet laten blijken dat hij problemen had met het gehoor. Door de rapporteurs wordt geen melding gemaakt van bijzondere waarnemingen over eiser. Ten slotte zijn de in de verslagen genoteerde antwoorden van eiser op de aan hem gestelde vragen niet van dien aard dat op voorhand zou moeten worden getwijfeld aan eisers vermogen om toereikende verklaringen af te leggen.
Gelet op het voorgaande was er voor verweerder geen aanleiding om te veronderstellen dat de door eiser afgelegde verklaringen niet bruikbaar zouden zijn vanwege mogelijke medische beperkingen.
7. Eerst in beroep heeft eiser stukken overgelegd waaruit blijkt van bij eiser bestaande medische problematiek: Eiser is in december 2016 met een rechterlijke machtiging voor de duur van drie weken opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en op verzoek van eisers gemachtigde heeft psychiater P. Verstraeten op 18 mei 2017 schriftelijk verklaard dat eiser bekend is met middelenafhankelijkheid, een ernstige posttraumatische stress-stoornis met dissociatieve momenten en paranoïdie, en een mogelijke persoonlijkheidsproblematiek.
Bedoelde stukken bevatten geen concrete informatie over eisers geestelijke gesteldheid ten tijde van de gehoren. Gelet op het tijdsverloop en gelet op de al genoemde bevindingen rondom de gehoren, is er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om op grond van deze stukken (alsnog) aan te nemen dat eisers verklaringen tijdens die gehoren zodanig negatief zijn beïnvloed door medische beperkingen dat aan die verklaringen geen of minder betekenis moet worden toegekend.
8. Eiser heeft tijdens de gehoren niet gemeld dat hij bepaalde vragen niet begreep. In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft eiser van één specifieke vraag gezegd dat hij deze anders begrepen had. Daarnaast heeft hij, zonder concrete toelichting, gemeld dat hij niet tevreden was over het gesprek en stelt hij – onder verwijzing naar de aanvullingen en correcties – dat hij de tolk niet goed heeft begrepen. Bij aanvang van het aanvullend gehoor en in de correcties en aanvullingen daarop heeft eiser opgemerkt dat er bij het nader gehoor veel fouten zijn gemaakt en dat de tolk bij het nader gehoor niet alles goed heeft vertaald. Daarbij is evenwel niet aangegeven om welke concrete passages het gaat. Het is de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om eventuele correcties en aanvullingen voldoende te onderbouwen. Nu eiser dat niet heeft gedaan en ook hier niet verwijst naar medische problematiek, bestond er voor verweerder geen aanleiding om te twijfelen aan de bruikbaarheid van eisers verklaringen bij de beoordeling van de asielaanvraag.
9. Uit de stukken blijkt dat eiser feitelijk (rechts)bijstand heeft gehad van zijn vorige gemachtigde, een beëdigd advocaat. De stukken bevatten een uitnodiging voor de voorbereiding op de AA-procedure bij de gemachtigde en uitnodigingen voor de AA-procedure en voor een aanvullend gehoor, beide met de mogelijkheid om zich te laten vergezellen door de gemachtigde. Ook zijn er (uitgebreide) correcties en aanvullingen op de gehoren. Hieruit moet worden afgeleid dat eiser door de gemachtigde is voorbereid en begeleid en dat de gehoren met eiser zijn nabesproken. Buiten eisers standpunt dat de vorige gemachtigde ernstig tekort is geschoten, bieden de stukken geen basis voor de conclusie dat eiser door toedoen van zijn vorige gemachtigde niet op behoorlijke wijze is gehoord in de asielprocedure.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de relevante elementen van eisers asielrelaas onderzocht. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat hij niet alle relevante elementen tijdens de gehoren naar voren heeft kunnen brengen. Zo blijkt uit de gehoren dat eiser zowel zijn deelname aan een politieke bijeenkomst in Nederland heeft genoemd, als het feit dat hij zijn militaire dienstplicht niet zou hebben vervuld. Eiser heeft daarnaast verklaard dat hij niet politiek actief is en dat hij geen problemen heeft ondervonden naar aanleiding van zijn politieke overtuiging of het niet vervullen van militaire verplichtingen. Eiser heeft ingestemd met een samenvatting van zijn relaas en heeft over de relevante elementen geen opmerkingen gemaakt in de correcties en aanvullingen of de zienswijze.
11. Verweerder heeft bij het onderzoek naar eisers identiteit terecht betrokken dat eiser, zonder dit te kunnen staven, stelt dat hij een naamswijziging heeft ondergaan. Eiser zou naar zijn zeggen zijn geboren als [naam], maar hij zou zijn onterfd door zijn vader en daarna zijn naam hebben gewijzigd. Eiser heeft hiervan echter geen enkel document kunnen overleggen. De suggestie van eiser dat de naamswijziging mogelijk niet officieel is geregistreerd draagt niet bij aan de aannemelijkheid van eisers gestelde identiteit. Eiser heeft daarnaast verklaard dat zijn identiteitskaart en rijbewijs zijn gestolen en dat hij het bewijs van aangifte van die diefstal heeft weggegooid. Vervolgens heeft eiser, ondanks een eerdere toezegging en zonder verdere toelichting nagelaten om een Shenasnameh te laten opsturen door een neef. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiser aldus niet heeft voldaan aan de verplichting om de asielaanvraag zoveel mogelijk te staven met documenten. De door eiser wel overgelegde documenten zijn gesteld op de beweerde ‘oude’ naam van eiser en vormen dan ook geen bewijs van eisers gestelde, huidige identiteit. Verweerder heeft eisers gestelde identiteit naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte als ongeloofwaardig aangemerkt.
12. De rechtbank stelt met verweerder vast dat eiser volgens zijn verklaringen in het nader gehoor en aanvullend gehoor zegt atheïst te zijn, terwijl in het eerste gehoor en in de correcties en aanvullingen is gesteld dat eiser zich meer tot de agnostiek rekent. Nu aangenomen moet worden dat de correcties en aanvullingen het resultaat zijn van de nabespreking van de gehoren met de vreemdeling, ziet de rechtbank niet in waarom, zoals eiser stelt, deze correctie niet voor eisers rekening zou moeten komen.
Voorts heeft verweerder terecht gewezen op het feit dat eiser stelt uit een religieus gezin te komen en dat eisers gestelde gebrekkige kennis van de islam daarmee niet goed is te rijmen. Ook dit doet afbreuk aan eisers verklaringen over zijn levensbeschouwelijke opvattingen.
Waar eiser stelt dat hij vragen gericht op het afstand nemen van de islam evident niet heeft begrepen, overweegt de rechtbank dat daarvan niet is gebleken uit de gehoren en uit de correcties en aanvullingen op de verslagen daarvan. Eiser onderscheidt kennelijk het atheïsme en agnosticisme, zonder daar evenwel helderheid in te verschaffen. Zo merkt eiser in het eerste gehoor op dat het agnosticisme het dichtst bij hem ligt, al is hij het niet volledig eens met deze levensbeschouwelijke opvatting (pagina 3 eerste gehoor). Eiser maakt in zijn antwoorden verder onderscheid tussen atheïsten en niet-praktiserend moslims (pagina 12 nader gehoor) en stelt zich te rekenen tot de atheïsten. Gelet hierop volgt de rechtbank eiser ook niet in diens stelling dat hij in elk geval aannemelijke verklaringen heeft afgelegd over het feit dat hij zich van de islam heeft afgekeerd en dat hij reeds om die reden heeft te vrezen voor problemen met de Iraanse autoriteiten. Op grond van eisers verklaringen heeft verweerder niet ten onrechte geoordeeld dat eisers gestelde atheïsme niet aannemelijk is. En dat de in verband hiermee door eiser gestelde problemen evenmin ongeloofwaardig zijn.
13. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over diens arrestatie en detentie. Ook heeft verweerder terecht gewezen op het feit dat eiser volgens diens verklaringen al twintig jaar een afwijkende levensstijl nastreeft, maar niettemin zonder problemen zou hebben kunnen leven in een fundamentalistisch religieus gezin. Evenzeer terecht heeft verweerder overwogen dat ook overigens niet aannemelijk is geworden dat eiser problemen heeft ondervonden door zijn levensstijl, gelet op eisers verklaring dat hij zijn uiterlijke stijl aanpaste naargelang de ruimte die hij zag om zich te uiten. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij zich heeft kunnen handhaven in de Iraanse maatschappij; hij heeft kunnen wonen, werken en studeren. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden dat eiser problemen zou hebben gehad vanwege zijn persoonlijke levensstijl.
14. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat eiser tijdens het nader gehoor uit eigen beweging en zonder twijfel een concrete maand en een concreet tijdstip van de inval in de woning heeft genoemd, terwijl eiser daar in de correcties en aanvullingen op terug is gekomen. Hoewel eiser al eerder had aangegeven dat hij moeite heeft met data, is het daarmee nog niet aannemelijk eiser op een dergelijke wijze zou verklaren.
Daarnaast heeft verweerder terecht in aanmerking genomen dat eiser naar diens zeggen de informatie over de inval in zijn woning heeft verkregen van zijn huisgenoten en dat eiser slechts een vermoeden heeft van de reden voor de beweerde inval en wie voor de inval verantwoordelijk zou zijn. Verweerder stelt terecht dat onder die omstandigheden ook de door eiser overgelegde foto’s van een ravage geen onderbouwing vormen van eisers relaas.
Ten slotte heeft verweerder betekenis gehecht aan eisers verklaring dat zijn huisgenoot geen problemen heeft ondervonden, dat er niet is gebleken van vervolgacties en dat eiser niet heeft trachten na te gaan of de Iraanse autoriteiten naar hem op zoek zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is de gestelde inval dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
15. Nu de hiervoor besproken elementen ongeloofwaardig zijn bevonden, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw en dat de aanvraag moet worden afgewezen.
16. Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vw kan een asielaanvraag worden afgewezen als kennelijk ongegrond (in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn), indien de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden.
17. Vaststaat dat eiser geen documenten heeft overgelegd als bewijs voor de door hem gestelde identiteit. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij verweerder heeft willen overtuigen van een naamswijziging, zonder ook hierover documenten over te leggen. Eiser is naar eigen zeggen identiteitsdocumenten kwijtgeraakt en heeft zich ontdaan van bewijs hiervan. Ten slotte heeft eiser gesuggereerd dat hij zijn identiteit alsnog zou kunnen onderbouwen door een document te laten overkomen uit Iran, maar heeft hij zonder concrete verklaring nagelaten hieraan gevolg te geven. Onder deze omstandigheden heeft verweerder terecht gesteld dat eiser hem heeft willen misleiden omtrent diens identiteit.
18. De aanvraag is daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepsgronden gericht tegen de afwijzing van de aanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, onder d en e, van de Vw, behoeven dan geen verdere bespreking.
19. Het beroep is ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.