ECLI:NL:RBDHA:2017:8266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
NL17.3213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet in behandeling genomen; Duitsland verantwoordelijk voor asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit bezittende man, had op 14 maart 2017 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.

Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij minderjarig is en dat Nederland daarom verantwoordelijk zou zijn voor zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser meerderjarig is, gebaseerd op Eurodac-registraties die aantonen dat hij in verschillende landen als meerderjarige is geregistreerd. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij minderjarig is, en zijn gebruik van valse identiteiten heeft de geloofwaardigheid van zijn verklaringen ondermijnd.

De rechtbank concludeert dat Duitsland eerder een asielverzoek van eiser heeft behandeld en afgewezen, en dat Duitsland op 6 april 2017 de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de huidige aanvraag heeft geaccepteerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat Duitsland zijn internationale verplichtingen jegens eiser niet naleeft. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en de beslissing van verweerder om de aanvraag niet in behandeling te nemen bevestigd.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL17.3213
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde mr. E.S. van Aken,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde mr. P.W.M. Jans.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.3214, plaatsgevonden op 6 juli 2017. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling
uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Eiser stelt dat hij is geboren op [geboortedatum] en dat hij de Marokkaanse nationaliteit bezit. Hij heeft hier op 14 maart 2017 een asielaanvraag ingediend. Uit registratie in Eurodac is gebleken dat eiser op illegale wijze via Griekenland de Europese Unie is binnen gekomen. Van hem zijn op 26 december 2015 in Griekenland, op 23 februari 2016 in Zwitserland en op 26 februari 2016 in Duitsland vingerafdrukken afgenomen. Daarbij heeft eiser verschillende personalia opgegeven. In Griekenland is hij geregistreerd als [naam 1], geboren op [geboortedatum], van Libische nationaliteit, en in Zwitserland en Duitsland als [naam 2], geboren op [geboortedatum] en van Marokkaanse nationaliteit. Duitsland heeft eisers verzoek om internationale bescherming op 8 juni 2016 in behandeling genomen en afgewezen. Eiser is naar eigen zeggen vervolgens in december 2016 naar Nederland gereisd.
3. Anders dan eiser heeft gesteld, is niet aannemelijk dat eiser minderjarig is en dat Nederland om die reden verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Eiser heeft geen bewijzen overgelegd van zijn gestelde minderjarigheid. Uit Eurodac komt naar voren dat eiser zowel in Griekenland, als in Zwitserland en Duitsland is geregistreerd als meerderjarige. Verder heeft eiser zich bedient van verschillende valse identiteiten, hetgeen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Eisers toelichting dat hij zich eerder als meerderjarige heeft laten registeren om te voorkomen dat hem als minderjarige zou worden belet om verder te reizen, laat onverlet dat hij daarnaast ook valse verklaringen heeft afgelegd over zijn naam en nationaliteit. Gelet op het voorgaande dient er te worden uitgegaan van eisers meerderjarigheid en bestond er voor verweerder geen aanleiding om verder onderzoek te doen naar eisers leeftijd, in het bijzonder de vraag of er in Duitsland wellicht een leeftijdsonderzoek is uitgevoerd, zoals eiser beweert.
4. Nu Duitsland eerder heeft beslist omtrent het verlenen van asiel, is deze lidstaat ook verantwoordelijk voor de behandeling van de nu voorliggende aanvraag van eiser. Duitsland heeft deze verantwoordelijkheid op 6 april 2017 geaccepteerd.
5. Anders dan eiser heeft aangevoerd, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om gebruik te maken van de mogelijkheid om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken. Gesteld, noch gebleken is van aanwijzingen voor systeemfouten in de asielprocedure of de opvang van asielzoekers in Duitsland. Verder is uit eisers verklaringen niet af te leiden dat Duitsland zijn internationale verplichtingen jegens eiser niet naleeft. Voor zover eiser in dit verband heeft gesteld dat Duitsland hem ten onrechte als minderjarige geen opvang en internationale bescherming heeft geboden, faalt het beroep, aangezien moet worden aangenomen dat eiser meerderjarig is.
6. Ook voor zover eiser vreest in Duitsland onmiddellijk in bewaring te worden genomen met het oog op uitzetting naar Marokko, geldt dat ervan uit moet worden gegaan dat Duitsland het voorliggende verzoek om internationale bescherming zal beoordelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Procedurerichtlijn en Kwalificatierichtlijn en de Opvangrichtlijn. Voor zover eiser meent dat Duitsland jegens hem in strijd met de daarin opgenomen voorschriften handelt, dien hij daarover tegenover de Duitse autoriteiten te klagen.
7. Verweerder heeft dan ook terecht besloten om eisers aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk is en om eiser aan Duitsland over te dragen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: