7.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan brute overvallen op homoseksuele mannen. Binnen een vriendengroep ontstonden plannen om oudere, homoseksuele mannen via een chatsite te benaderen voor een afspraak om seks te hebben met een 17-jarige jongen en deze mannen vervolgens af te persen. Aan deze mannen werd voorgehouden dat het een jongen betrof die ervaring wilde opdoen met het ‘uit de kast komen’. Bij de plannen raakten steeds meer mensen betrokken en uiteindelijk is ook driemaal uitvoering gegeven aan de plannen.
Allereerst is op 3 november 2016 een slachtoffer in de val gelokt en meegenomen naar een kraakpand, waar hij in een kleine technische ruimte op een stoel moest plaatsnemen, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem gericht werd, zijn eigendommen van hem werden afgepakt en hij onder dwang zijn pincode moest afgeven. Daarbij waren de verdachte en vier mededaders betrokken. Nadat de buit binnen was, namelijk een gepind geldbedrag van € 2.000,--, kreeg het slachtoffer zijn goederen terug en mocht hij gaan.
Vervolgens is op 10 november 2016 een slachtoffer onder valse voorwendselen naar een afgesproken plek gekomen, waar hij werd overvallen door een groep van vijf jongens met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een masker. Hem werd om geld gevraagd en hij kreeg een klap tegen zijn hoofd toen hij dit niet wilde geven. Uiteindelijk is zijn telefoon uit zijn handen getrokken en hebben de verdachte en de medeverdachten de bedrijfsbus van het slachtoffer beschadigd. Dit alles heeft zich afgespeeld op een parkeerplaats, terwijl zich in het dossier aanknopingspunten bevinden waaruit kan worden afgeleid dat het de bedoeling was de man mee te lokken naar het bos. Het slachtoffer heeft in eerste instantie bij de politie niet durven verklaren dat hij had afgesproken met iemand via de datingsite Bullchat, maar heeft hier in een latere verklaring openheid van zaken over gegeven.
Op 28 november 2016 werd opnieuw een man het slachtoffer van een overval door – ditmaal - vier jongens, waaronder de verdachte. Daarbij werd aan het slachtoffer een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en tegen zijn schouder gedrukt en werden geld en creditcards geëist. Ondertussen werd de auto van het slachtoffer weggenomen door de verdachte, waarna de medeverdachten zijn gevlucht. Uit het dossier is gebleken dat ook dit slachtoffer een afspraak met één van de verdachten had gemaakt via Bullchat.
De verdachte en zijn mededaders hebben zich specifiek gericht op oudere, homoseksuele mannen die interesse toonden in minderjarige jongens, omdat de bereidheid om aangifte te doen bij hen laag zou zijn. Oftewel, de verdachte en zijn mededaders zouden ermee kunnen wegkomen. Daarbij is ook nog door een aantal verdachten tijdens de verhoren bij de politie opgemerkt dat de daden enigszins gerechtvaardigd waren omdat zij te maken hadden met – in hun ogen – pedoseksuele mannen. De rechtbank is geschrokken van dit misplaatste excuus voor de daden van de verdachte en zijn medeverdachten, die feitelijk waren ingegeven door het idee dat zij veel geld zouden kunnen maken met weinig inspanning en weinig risico om gepakt te worden.
De rechtbank acht het zeer verontrustend dat een groepje minderjarige jongens zonder noemenswaardig strafblad zich binnen een paar weken tijd schuldig heeft gemaakt aan dergelijke heftige feiten. Het schijnbare gemak waarmee deze feiten werden bedacht en uitgevoerd, de bereidwilligheid van de deelnemers en de wijze waarop zij – blijkens de taps en berichtjes onderling in het dossier – over de feiten, ook na het plegen ervan, spraken is schokkend te noemen.
Eén van de slachtoffers is bovendien wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en gedurende een uur beroofd gehouden. Hij mocht niet praten, niet bewegen, moest stil zijn en mocht niet op hulp vragen of roepen. Daarbij werd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan hem getoond of op hem gericht.
Dit zijn zeer ernstige feiten. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke bewegingsvrijheid van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten veelal langdurig de psychisch nadelige gevolgen van het gebeurde ondervinden. Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat het slachtoffer zeer angstig is geweest dat het vuurwapen af zou gaan. Uit het slachtoffergesprek dat hij heeft gehad met de officier van justitie blijkt ook dat hij heeft gevreesd en gebeden voor zijn leven. De zucht naar geld heeft ertoe geleid dat de verdachte slechts oog heeft gehad voor zijn financiële gewin en geen enkel respect heeft getoond voor de slachtoffers en hun eigendommen.
Daar komt bij dat de verdachte zich niet alleen met de uitvoering van de overvallen heeft beziggehouden, maar ook met het maken van de afspraken die daaraan vooraf gingen, waardoor zijn rol beduidend is geweest.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Documentatie
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie is de verdachte niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitiarapportages van het psychiatrisch onderzoek d.d. 5 april 2017 ondertekend door drs. [naam 2] , kinder- en jeugdpsychiater en van het psychologisch-pedagogisch onderzoek d.d. 11 april 2017 door drs. [naam 2] , kinder- en jeugdpsycholoog.
De kinder- en jeugdpsychiater heeft onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven, gerapporteerd:
De verdachte is in het verleden gediagnosticeerd met ADHD, waarvoor hij medicijnen gebruikt. Binnen het huidige onderzoek is de verdachte gediagnosticeerd met ADD, met name concentratieproblemen, waarbij er kenmerken zijn van een norm-overschrijdende gedragsstoornis. Deze kenmerken hebben echter een normaal functioneren van de verdachte binnen zijn werk en gezin niet belemmerd. Er wordt dan ook geen gedragsstoornis gediagnosticeerd. Er is sprake van een in aanleg gemiddelde intelligentie. De persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte is nog niet voltooid. Gelet op de ten laste gelegde feiten en de wijze waarop de verdachte hiermee omgaat, wordt wel geconcludeerd dat sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. Deze kenmerken waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
De verdachte lijkt zich in zijn handelen vooral te hebben laten leiden door geldelijke motieven en daarnaast zijn behoefte aan status of positie. Zelf geeft hij zijn eigen eerdere misbruik als één van de redenen voor de ten laste gelegde feiten. De onderzoeker lijkt dit onwaarschijnlijk, onder meer gelet op verdachtes verklaring dat hij vooral oudere mannen heeft benaderd, omdat jongere mannen gemiddeld minder geld hebben. Het morele besef van de verdachte is minder ontwikkeld en daardoor ook minder remmend dan bij anderen het geval is. Hij handelt impulsiever, wat vanuit zijn ADD kan worden verklaard. De verdachte kan als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Uit het onderzoek zijn weinig grote zorgen naar voren gekomen. De omgang met deviante leeftijdsgenoten en gebrekkige empathie zijn wel zorgelijk. Er zijn echter meerdere beschermende factoren die verder ontwikkeld kunnen worden en die risicoverlagend kunnen werken. De problematiek van de verdachte geeft een risicoverhogend effect op toekomstige recidive. Het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst, zonder aanvullende behandeling, is matig verhoogd.
Behandeling van de ADD kan invloed hebben op de keuzes die de verdachte maakt. Het middelengebruik (blowen) en de effecten daarvan dienen een onderwerp van gesprek te zijn binnen een individuele en systeemgerichte behandeling. Gedacht wordt aan het Topzorg-programma van de Waag. Hieraan voorafgaand kan een klinische opname bij Yes we Can plaatsvinden. Dit alles kan worden vormgegeven in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna ook: GBM) naast een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie.
De kinder- en jeugdpsycholoog heeft onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven, gerapporteerd:
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van ADD. Daarnaast zijn kenmerken zichtbaar van een oppositioneel-opstandige en antisociale gedragsstoornis. Eerder was er sprake van een gameverslaving (in volledige remissie). De verdachte begaf zich in een deviante vriendenkring, is prikkelzoekend en geneigd een omgeving te zoeken waar hij stoer en leidend kan zijn en waar anderen tegen hem opkijken. Daarnaast is hij sterk gericht op geld en status, wat mogelijk een motief is geweest voor de ten laste gelegde feiten. Ten tijde van het ten laste gelegde is de verdachte onvoldoende geremd door de gewetensfuncties. Vanuit de ADD heeft hij impulsief gehandeld en de consequenties van zijn gedrag minder overzien. Het gebruik van cannabis zou een drempelverlagende werking kunnen hebben gehad. De onderzoeker heeft geadviseerd de verdachte (licht) verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Hij is iets verminderd in staat om andere gedragskeuzes te maken en conform te handelen.
Het recidiverisico wordt matig ingeschat. Beschermende factoren zijn het positieve opvoedingsklimaat en de plannen van de verdachte voor school en werk. Zorgpunten zijn de gerichtheid op geld en status, het impulsieve gedrag, de negatieve opvattingen en de problematiek in het kader van ADD. Daarnaast is sprake van gebrek aan empathie en berouw en bestaan er enige problemen met middelengebruik.
De kans op recidive kan worden verlaagd door continuering van de reeds ingezette MDFT-behandeling, zodat de gezinsdynamiek hersteld kan worden. Gelet op de zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling wordt intensieve klinische behandeling voor de gedrags- en verslavingsproblematiek middels Yes we Can geadviseerd. Er kunnen zich problemen gaan voordoen op het gebied van behandelresponsiviteit door zelfoverschatting en gebrek aan probleeminzicht en intrinsieke motivatie. Psycho-educatie en motiverende gespreksvoering zijn daarom van belang. Vervolgens is ambulante behandeling bij de Waag in het kader van het Topzorg-programma geïndiceerd. Vanuit beide behandelopties kan gewerkt worden aan de gedragsproblemen en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Dit alles kan worden opgelegd in het kader van een GBM met reclasseringstoezicht.
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden heeft onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van een GBM en acht de uitvoering daarvan haalbaar. De modules MDFT en individuele behandeling vanuit het Palmhuis verdienen de voorkeur boven een klinische behandeling in Yes we Can Clinics en Topzorg van de Waag. Het is wenselijk dat de behandelaar van het Palmhuis die reeds gestart is met het MDFT-traject, de behandeling continueert. Er is sprake van een goede werkrelatie en de verdachte lijkt zich meer open te stellen tijdens gesprekken. Zowel de verdachte als zijn ouders zijn gemotiveerd voor het behandeltraject.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 juni 2017, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Gelet op de gedragsproblemen en de bij de verdachte gestelde bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, is een intensieve, relatief langdurige en niet vrijblijvende aanpak van gedragsinterventies met een duidelijke stok achter de deur geïndiceerd. De ernst van de feiten en het hoge recidiverisico bij het uitblijven van behandeling maken dat enkel een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden als te licht wordt beschouwd. Om die reden is een GBM passend. Deze maatregel kan een blijvende gedragsverandering bewerkstelligen en verder afglijden voorkomen. Binnen de behandeling dient aandacht te bestaan voor de zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte, zijn beïnvloedbaarheid en impulsiviteit, zijn attitude en het gebrek aan inzicht in eigen handelen. De Raad heeft – overeenkomstig de adviezen van de deskundigen – geadviseerd een GBM op te leggen, waarbij behandeling in het kader van MDFT en een individueel behandeltraject plaatsvindt bij het Palmhuis. Een klinische behandeling bij de Yes we Can Clinics is niet langer passend, omdat dit direct had moeten starten na de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. Dit was echter niet mogelijk door de wachtlijst. Inmiddels is de verdachte gestart met het opbouwen van werk en school en met de MDFT-behandeling bij het Palmhuis. De fragiele, maar positief ingezette lijn zal worden onderbroken bij een klinische behandeling. Daarnaast kan het Palmhuis ook individuele behandeling bieden. Geadviseerd wordt te bepalen dat de GBM dadelijk uitvoerbaar is.
Daarnaast wordt geadviseerd een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelijk aan het voorarrest, en een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering en het hebben van dagbesteding. Ook ten aanzien van de bijzondere voorwaarden heeft de Raad geadviseerd te bepalen dat deze dadelijk uitvoerbaar zijn.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapportages en zal de gegeven adviezen grotendeels opvolgen. De rechtbank ziet – in tegenstelling tot de raadsman – geen aanleiding om in het voordeel van de verdachte rekening te houden met de media-aandacht die de zaak van de verdachte heeft gekregen, omdat niet is gebleken dat de persoonlijke belangen van de verdachte daardoor zijn geschaad. De rechtbank merkt hierbij overigens nog op dat niet is gebleken dat er camerabeelden zijn gemaakt van de aanhouding van deze verdachte.
Jeugddetentie
De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel zonder meer een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie. Rekening houdend met de oriëntatiepunten van het LOVS ligt deze echter lager dan door de officier van justitie is geëist. Voorts komt de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot een vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde. Daarnaast acht de rechtbank het niet in het belang van de verdachte en de maatschappij dat hij terug wordt gestuurd naar een justitiële jeugdinrichting. Daarom zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd voor de duur van de reeds door de verdachte doorgebrachte tijd in verzekering en voorlopige hechtenis.
De rechtbank ziet daarnaast ook aanleiding een forse voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daaraan zullen de door de Raad geadviseerde (bijzondere) voorwaarden worden verbonden.
Blijkens de verklaring van de ouders van de verdachte ter terechtzitting gaat het mede door de enkelband van de verdachte beter met hem. Dit geeft structuur en duidelijkheid.
Ook de rechtbank is die mening toegedaan en zij zal daarom de bij de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde avondklok en daaraan verbonden elektronische controle nog laten voortduren voor de duur van maximaal drie maanden, waarbij aan de reclassering de ruimte wordt gelaten om de verdachte geleidelijk meer vrijheden toe te staan.
Werkstraf
De rechtbank is voorts van oordeel dat, naast voornoemde deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, een forse werkstraf van na te melden duur passend en geboden is.
GBM
De rechtbank is van oordeel dat de ernst en de veelvuldigheid van de begane misdrijven voorts aanleiding geven tot de oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een GBM en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. De bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en problematiek in het kader van ADD maken dat behandeling van de verdachte noodzakelijk is. Indien deze behandeling uitblijft, wordt de kans op recidive hoog ingeschat. Hoewel de psychiater en psycholoog behandeling bij Yes we Can Clinics en Topzorg bij de Waag hebben geadviseerd, zal de rechtbank de Raad en de jeugdreclassering volgen in hun advies om – gelet op de reeds ingezette lijn - behandeling in het kader van MDFT en individuele behandeling bij het Palmhuis op te leggen. Hiermee wordt beoogd om een blijvende gedragsverandering te bereiken en te voorkomen dat de verdachte verder afglijdt. Het is van belang dat deze behandeling wordt geboden in de vorm van een GBM, omdat een intensieve, relatief langdurige en niet vrijblijvende aanpak van gedragsinterventie met een duidelijke stok achter de deur is geïndiceerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Voorts is gebleken dat de feiten in een kort tijdsbestek zijn gepleegd en dat het recidiverisico bij het uitblijven van enige behandeling van de problematiek van de verdachte verhoogd is. Daarom is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen als behandeling uitblijft. De rechtbank zal daarom bevelen dat de hierna te stellen (bijzondere) voorwaarden, het uit te oefenen toezicht door de jeugdreclassering en het programma van de GBM dadelijk uitvoerbaar zijn, hetgeen ook in het belang van verdachte is.