ECLI:NL:RBDHA:2017:8249

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
09/817256-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een gevangenisstraf voor diefstal met betrekking tot een verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats

Op 29 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 4 februari 2017 in 's-Gravenhage vier potten Nescafé en twee pakken zalmfilet heeft gestolen uit een Albert Heijn filiaal. De verdachte, geboren in India en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is niet verschenen tijdens de zitting. Zijn raadsman verklaarde niet gemachtigd te zijn om hem te vertegenwoordigen. De officier van justitie, mr. A.J. Algera, heeft gevorderd dat de verdachte een ISD-maatregel opgelegd zou krijgen voor de duur van twee jaar, gezien zijn verleden van veelpleger en de ernst van de diefstal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan, maar heeft geconcludeerd dat er op dat moment geen urgent overlastgevend patroon was dat doorbroken moest worden. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel niet vereiste. In plaats daarvan heeft de rechtbank besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op te leggen, als enige passende sanctie. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de verminderde delictfrequentie van de verdachte sinds 2012 en de maatschappelijke impact van zijn daden.

De rechtbank heeft het bewezen verklaarde feit, diefstal, als strafbaar aangemerkt en de verdachte veroordeeld tot de gevangenisstraf, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817256-17
Datum uitspraak: 29 mei 2017
Verstek
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] , India,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 mei 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J. Algera.
Verdachte is niet verschenen. Zijn raadsman, mr. M.K. Bhadai, advocaat te Den Haag, heeft ter terechtzitting verklaard niet gemachtigd te zijn verdachte te vertegenwoordigen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier potten Nescafé en/of twee pakken zalmfilet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal [straat] 134), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is.
3.2
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank zal met een opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan, nu verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen:
  • een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal (p. 12 t/m 14);
  • de bekennende verklaring van verdachte (proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 16 t/m 18).
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
op 4 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier potten Nescafé en twee pakken zalmfilet, toebehorende aan Albert Heijn (filiaal [straat] 134).

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) moet worden opgelegd voor de duur van 2 jaren.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft daarmee aangetoond dat hij geen respect heeft voor andermans goederen en eigendom. Daarnaast zien winkelbedrijven die slachtoffer worden van dit soort feiten zich geconfronteerd met schade. Zij worden genoodzaakt extra beveiligingsmaatregelen te nemen, waarvan de kosten worden doorberekend in de goederen die zij verkopen. Aldus is de maatschappij als geheel de dupe van dit soort feiten.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 6 februari 2017 blijkt dat verdachte vele malen is veroordeeld, met name voor diefstal en het als vreemdeling in Nederland verblijven terwijl hij weet dat hij tot ongewenst vreemdeling is verklaard. De diefstallen waarvoor verdachte is veroordeeld zijn voornamelijk gepleegd in 2012 en een aantal in 2013. Daarnaast is hij éénmaal veroordeeld voor een diefstal nadien gepleegd, te weten in november 2016. De openstaande zaken betreffen geen diefstallen gepleegd na 2013.
In het reclasseringsadvies van GGZ Verslavingszorg Noord Nederland van 9 mei 2017 is het volgende geconcludeerd. Verdachte is in het verleden veelvuldig met justitie in aanraking geweest en heeft een veelplegerachtig delictpatroon ontwikkeld dat een vijftal jaren duurde, van 2008 tot en met 2013. In deze periode is vermoedelijk sprake geweest van problematisch middelengebruik. Het verminderen van de delictfrequentie vanaf 2013 kan te maken hebben met verkregen controle over het middelengebruik en de geboorte van zijn kind. De illegale status van verdachte werkt als criminogene factor en staat eraan in de weg dat verdachte anders dan via illegale wegen in zijn levensbehoeften kan voorzien. De reclassering ziet dan ook, om het risico op vermogensdelicten verder te verkleinen, geen ander alternatief dan het opleggen van de ISD-maatregel voor vreemdelingen.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Er is evenwel, gelet op de sterk verminderde delictfrequentie sinds 2012, op dit moment geen urgent overlastgevend patroon dat doorbroken moet worden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel (nog) niet vereist. Aan verdachte zal dan ook geen ISD-maatregel worden opgelegd.
De rechtbank zal volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, nu dit de enige passende sanctie is. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, voorzitter,
mr. C. Fetter, rechter,
mr. Y.C. Bours, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017033846, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid (doorgenummerd blz. 1 t/m 18), met bijlagen.