6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan brute overvallen op homoseksuele mannen. Binnen een vriendengroep ontstonden plannen om oudere, homoseksuele mannen via een chatsite te benaderen voor een afspraak om seks te hebben met een 17-jarige jongen en deze mannen vervolgens af te persen. Aan deze mannen werd voorgehouden dat het een jongen betrof die ervaring wilde opdoen met het ‘uit de kast komen’. Bij de plannen raakten steeds meer mensen betrokken en uiteindelijk is ook driemaal uitvoering gegeven aan de plannen.
Allereerst is op 3 november 2016 een slachtoffer in de val gelokt en meegenomen naar een kraakpand, waar hij in een kleine technische ruimte op een stoel moest plaatsnemen, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem gericht werd, zijn eigendommen van hem werden afgepakt en hij onder dwang zijn pincode moest afgeven. Daarbij waren de verdachte en vier mededaders betrokken. Nadat de buit binnen was, namelijk een gepind geldbedrag van € 2.000,--, kreeg het slachtoffer zijn goederen terug en mocht hij gaan.
Vervolgens is op 10 november 2016 een slachtoffer onder valse voorwendselen naar een afgesproken plek gekomen, waar hij werd overvallen door een groep van vijf jongens met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een masker. Hem werd om geld gevraagd en hij kreeg een klap tegen zijn hoofd toen hij dit niet wilde geven. Uiteindelijk is zijn telefoon uit zijn handen getrokken en hebben de verdachte en de medeverdachten de bedrijfsbus van het slachtoffer beschadigd. Dit alles heeft zich afgespeeld op een parkeerplaats, terwijl zich in het dossier aanknopingspunten bevinden waaruit kan worden afgeleid dat het de bedoeling was de man mee te lokken naar het bos. Het slachtoffer heeft in eerste instantie bij de politie niet durven verklaren dat hij had afgesproken met iemand via de datingsite Bullchat, maar heeft hier in een latere verklaring openheid van zaken over gegeven.
Op 28 november 2016 werd opnieuw een man het slachtoffer van een overval door – ditmaal - vier jongens, waaronder de verdachte. Daarbij werd aan het slachtoffer een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en tegen zijn schouder gedrukt en werden geld en creditcards geëist. Ondertussen werd de auto van het slachtoffer weggenomen door de verdachte, waarna de medeverdachten zijn gevlucht. Uit het dossier is gebleken dat ook dit slachtoffer een afspraak met één van de verdachten had gemaakt via Bullchat.
De verdachte en zijn mededaders hebben zich specifiek gericht op oudere, homoseksuele mannen die interesse toonden in minderjarige jongens, omdat de bereidheid om aangifte te doen bij hen laag zou zijn.
Oftewel, de verdachte en zijn mededaders zouden ermee kunnen wegkomen. Daarbij is ook nog door een aantal verdachten tijdens de verhoren bij de politie opgemerkt dat de daden enigszins gerechtvaardigd waren omdat zij te maken hadden met – in hun ogen – pedoseksuele mannen. De rechtbank is geschrokken van dit misplaatste excuus voor de daden van de verdachte en zijn medeverdachten, die feitelijk waren ingegeven door het idee dat zij veel geld zouden kunnen maken met weinig inspanning en weinig risico om gepakt te worden.
De rechtbank acht het zeer verontrustend dat een groepje minderjarige jongens zonder noemenswaardig strafblad zich binnen een paar weken tijd schuldig heeft gemaakt aan dergelijke heftige feiten. Het schijnbare gemak waarmee deze feiten werden bedacht en uitgevoerd, de bereidwilligheid van de deelnemers en de wijze waarop zij – blijkens de taps en berichtjes onderling in het dossier – over de feiten, ook na het plegen ervan, spraken is schokkend te noemen.
Eén van de slachtoffers is bovendien wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en gedurende een uur beroofd gehouden. Hij mocht niet praten, niet bewegen, moest stil zijn en mocht niet op hulp vragen of roepen. Daarbij werd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan hem getoond of op hem gericht.
Dit zijn zeer ernstige feiten. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke bewegingsvrijheid van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten veelal langdurig de psychisch nadelige gevolgen van het gebeurde ondervinden. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat het slachtoffer zeer angstig is geweest dat het vuurwapen af zou gaan. Uit het slachtoffergesprek dat hij heeft gehad met de officier van justitie blijkt ook dat hij heeft gevreesd en gebeden voor zijn leven. De zucht naar geld heeft ertoe geleid dat de verdachte slechts oog heeft gehad voor zijn financiële gewin en geen enkel respect heeft getoond voor de slachtoffers en hun eigendommen..
Daar komt bij dat de verdachte zich niet alleen met de uitvoering van de overvallen heeft beziggehouden, maar ook met het maken van de afspraken die daaraan vooraf gingen, waardoor zijn rol beduidend is geweest. Tenslotte is van belang dat de verdachte ten minste bij twee overvallen het op een vuurwapen gelijkende voorwerp heeft meegenomen en getoond aan het slachtoffer. Hij heeft daarmee extra bijgedragen aan de angst die de overvallen bij de slachtoffers teweeg moet hebben gebracht.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Documentatie
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, is de verdachte in het verleden een transactie aangeboden door het Openbaar Ministerie, maar is hij niet eerder veroordeeld voor geweldsdelicten.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitiarapportages van het psychiatrisch onderzoek d.d. 10 april 2017, ondertekend door drs. [naam] , kinder- en jeugdpsychiater, en van het psychologisch-pedagogisch onderzoek d.d. 17 april 2017, ondertekend door drs. [naam] , kinder- en jeugdpsycholoog.
De kinder- en jeugdpsychiater heeft onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven, gerapporteerd:
De verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een autismespectrumstoornis en een aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteitsstoornis van het onoplettende type. Hij heeft onvoldoende overzicht over sociale situaties en de gevolgen ervan. Hij is beïnvloedbaar en weinig weerbaar, bezit onvoldoende coping, schakelt moeilijk tussen activiteiten en heeft moeite met planning en organisatie. Deze stoornis was aanwezig tijdens het tenlastegelegde en heeft het gedrag van de verdachte ook beïnvloed. De feiten kunnen in verminderde mate aan de verdachte worden toegerekend.
Het risico op recidive wordt matig ingeschat. Daarbij spelen voornoemde factoren een rol. De beschermende factoren zijn de zorg van de ouders en de positieve band die de verdachte met hen heeft en zijn prosociale houding en instelling, ook ten aanzien van hulpverlening.
De behandeling dient plaats te vinden vanuit de thuissituatie bij de moeder. Een residentiële behandeling wordt niet geïndiceerd en contraproductief geacht, gelet op de invloedsfeer van voornamelijk antisociale jongeren. Het is van belang dat naast het individuele behandeltraject, waarin hij de ruimte krijgt zijn eigen motieven en drijfveren te onderzoeken, ook een familiegerichte behandeling wordt aangeboden, waarin een goede balans gevonden wordt tussen steunen, begeleiden en ruimte bieden tot doorgroei naar eigen zelfstandigheid. Dit kan worden geboden in de vorm van MST. De behandeling kan worden ingezet in het kader van een voorwaardelijk strafdeel onder toezicht van de reclassering en kan worden uitgevoerd bij de Waag.
De kinder- en jeugdpsycholoog heeft onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven, gerapporteerd:
Bij de verdachte is sprake van een autismespectrumstoornis op het gebied van persisterende deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie. Daarnaast is sprake van onvoldoende sociale en copingvaardigheden. Deze ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens was ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig en heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. Gezien zijn sociale beperkingen heeft de verdachte onvoldoende kunnen invoelen wat de gevolgen van zijn daden voor het slachtoffer en hemzelf zouden zijn. Het tenlastegelegde kan in verminderde mate aan de verdachte worden toegerekend. Het risico op gewelddadig gedrag bij ongewijzigde omstandigheden en zonder adequate hulpverlening wordt als laag tot gemiddeld ingeschat. De klinische indruk is echter dat de kans op ongeoorloofd of strafbaar gedrag van de verdachte door zijn beïnvloedbaarheid, onvoldoende sociale en probleemoplossende vaardigheden en het contact met de medeverdachten, in combinatie met zijn beperkingen, momenteel in gemiddelde mate aanwezig is. Mocht echter blijken dat zijn rol in de ten laste gelegde feiten groter is dan hij in onderhavig onderzoek doet lijken, dan is er sprake van hogere risico’s op individuele/contextuele factoren.
De rapporteur heeft geadviseerd een behandeling te starten in het kader van Forensische Ambulante Systeem Therapie (FAST), die gericht moet zijn op het stoppen van de gedragsproblemen en op het verminderen van de kans op recidive van probleem- en delictgedrag. Daarnaast moeten de ouders handvatten krijgen om op gelijke en consequente manier de structuur voor de verdachte te creëren. Het is wenselijk om de verdachte na deze therapie individueel te blijven behandelen om hem te leren omgaan met zijn beperkingen en zijn sociale vaardigheden te vergroten. Dit kan binnen de ambulante zorg van de reguliere GGZ. De verdachte zal, vanwege zijn onzekerheid en beïnvloedbaarheid, zoveel mogelijk buiten het forensische circuit moeten worden gehouden.
Voornoemde behandeling kan bij de strafoplegging worden opgelegd in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf, met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht. Daarbij dient de jeugdreclassering erop toe te zien dat er na de FAST-behandeling een individuele behandeling wordt gestart.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 23 juni 2017, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
De Raad heeft overeenkomstig de deskundigen geconcludeerd. De Raad heeft geadviseerd om aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, omdat een stevige stok achter de deur noodzakelijk is gezien de ernst van de feiten. Het onvoorwaardelijke deel dient gelijk te zijn aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft vastgezeten. De focus dient nu ook te liggen op het inzetten van de juiste behandeling om herhaling te voorkomen. De Raad sluit zich voor wat betreft de passende behandeling ook aan bij het advies van de deskundigen om te starten met FAST bij de Waag en daaropvolgend een individuele behandeling in te zetten. Voorts heeft de Raad geadviseerd deze behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met jeugdreclasseringstoezicht.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapportages en zal de gegeven adviezen opvolgen.
Jeugddetentie
De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel zonder meer een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie. Rekening houdend met de oriëntatiepunten van het LOVS ligt deze echter lager dan door de officier van justitie is geëist. Voorts komt de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot een vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde. Daarnaast acht de rechtbank het echter niet in het belang van de verdachte en de maatschappij dat hij terug wordt gestuurd naar een justitiële jeugdinrichting. Daarom zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd voor de duur van de reeds door de verdachte doorgebrachte tijd in verzekering en voorlopige hechtenis.
De rechtbank ziet daarnaast ook aanleiding een forse voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daaraan zullen de door de Raad geadviseerde (bijzondere) voorwaarden worden verbonden.
Werkstraf
De rechtbank is voorts van oordeel dat, naast voornoemde deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, een forse werkstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gebleken is dat de feiten in een kort tijdsbestek zijn gepleegd. Gelet op de problematiek van de verdachte en gelet op het feit dat de behandeling bij de Waag nog niet is aangevangen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de hierna te stellen (bijzondere) voorwaarden en het uit te oefenen toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.