ECLI:NL:RBDHA:2017:8142
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens internationale bescherming in Cyprus
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, geboren in 1984 en staatloos, verblijft als vreemdeling in Nederland en heeft een aanvraag ingediend voor internationale bescherming. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser reeds in Cyprus internationale bescherming geniet. Dit is niet in geschil, aangezien eiser in Cyprus als vluchteling is erkend.
De rechtbank overweegt dat, op basis van de geldige verblijfsvergunning die eiser in Cyprus heeft, voldaan is aan de voorwaarden van artikel 3.106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dit artikel stelt dat een vreemdeling met een verblijfsvergunning van een derde land geacht wordt sterkere banden met dat land te hebben. De argumenten van eiser over het verblijf van zijn familieleden in Nederland kunnen hieraan niet afdoen.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser in een andere EU-lidstaat internationale bescherming geniet. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan zijn rechten in Cyprus uitoefenen en zich bij problemen wenden tot de autoriteiten aldaar. De rechtbank heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die erop wijzen dat terugkeer naar Cyprus in strijd zou zijn met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep binnen één week na verzending van de uitspraak.