ECLI:NL:RBDHA:2017:8113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
NL17.3184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Spanje onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft eiser, een Marokkaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Eiser had op 15 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar op 29 mei 2017 hebben de Spaanse autoriteiten het verzoek om hem terug te nemen geaccepteerd op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard.

Eiser voerde aan dat de Staatssecretaris onzorgvuldig had gehandeld door zijn aanvraag te beslissen zonder te wachten op vertalingen van documenten. Hij stelde dat hij in Spanje geen opvang kon krijgen, omdat hij daar eerder was mishandeld en bedreigd. De rechtbank overwoog dat eiser niet had aangetoond dat de Spaanse autoriteiten hem niet konden of wilden helpen. De rechtbank concludeerde dat de overdracht aan Spanje niet getuigde van onevenredige hardheid en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Dublinverordening rechtvaardigden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.3184
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 14 juli 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 juni 2017 (het bestreden besluit).
Het beroep is samen met het door eiser ingediende verzoek om een voorlopige voorziening (NL17.3185), ter zitting behandeld op 6 juli 2017. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ter zitting is het onderzoek gesloten

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en van Marokkaanse nationaliteit. Op 15 mei
2017 heeft hij een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Op 29 mei 2017 hebben de Spaanse autoriteiten het verzoek om eiser terug te
nemen geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening).
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in
behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
4. Eiser voert daartegen - samengevat - aan dat verweerder onzorgvuldig heeft
gehandeld door reeds te beslissen op de aanvraag zonder aangekondigde vertalingen van overgelegde documenten af te wachten. Eiser is hierdoor een processtap ontnomen. Verder kan eiser in Spanje geen opvang krijgen. Hij is destijds uit angst uit de opvang in Mellila in Spanje weggegaan omdat hij daar werd mishandeld en bedreigd. Hij heeft de Spaanse autoriteiten verzocht hem te helpen, maar zij kunnen of willen eiser niet helpen. De geestelijke toestand van eiser heeft eraan bijgedragen dat hij de opvang heeft verlaten zonder de opvang te informeren en zonder de uitkomst van de ingediende klacht af te wachten. Nu hij de opvang vrijwillig heeft verlaten zal - zo blijkt uit door eiser overgelegde stukken - hij niet opnieuw opvang kunnen krijgen. Overdracht aan Spanje getuigt van onevenredige hardheid. Eiser verzoekt verweerder de aanvraag met toepassing aan artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
5. Eiser heeft in beroep de volgende (vertaalde) stukken overgelegd:
- een ambtsbericht van het Ministerie van Werkgelegenheid en Sociale zekerheid, Secretariaat-Generaal van Immigratie en Emigratie van 2 oktober 2016, gericht aan eiser, met als onderwerp ‘antwoord verzoek toegang integratie route’;
- een verzoekschrift van eiser van 28 september 2016 tot spoedige toegang tot de integratieroute bedoeld voor de ontwikkeling van het opvangsysteem;
- een psychologisch verslag over eiser van 18 oktober 2016, opgemaakt door L.M. Hertas Gómez, psycholoog CEAR Madrid;
- een psychologisch verslag over eiser van 13 december 2016, opgemaakt door L.M. Hertas Gómez, psycholoog CEAR Madrid;
- een klinisch verslag spoedgeval van het algemeen universitair ziekenhuis, van 8 december 2016;
- een klinisch rapport spoedeisende hulp, streekziekenhuis Melilla, van 12 juni 2016;
- een klinisch rapport spoedeisende hulp, streekziekenhuis Melilla van 21 december 2015.
6. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat de (vertalingen van de) in beroep overgelegde stukken niet voorafgaand aan het bestreden besluit hadden kunnen worden ingebracht. Nu deze bij de behandeling van het beroep ter zitting aan de orde zijn gekomen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden. Deze beroepsgrond faalt.
7. Niet in geschil is dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de
asielaanvraag van eiser.
8. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, voor zover thans van belang, kan in afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Dublinverordening, een lidstaat besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht.
9. Paragraaf C2/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 vermeldt, voor zover hier van belang, dat de IND terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, ook al is Nederland op grond van de in de verordening neergelegde criteria daartoe niet verplicht. De IND gebruikt de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen in ieder geval in de volgende situaties:
- er zijn concrete aanwijzingen dat de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt; of
- bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt.
10. Uitgangspunt is dat eiser bij de Spaanse autoriteiten over problemen met betrekking tot de opvang zal moeten klagen. In dit geval is niet aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen. Daartoe is van belang dat uit de overgelegde stukken blijkt dat eiser de opvang heeft verlaten en uit Spanje is vertrokken zonder de reactie op de door hem (met behulp van een mensenrechtenorganisatie) ingediende klacht over de opvang af te wachten. Ook anderszins is niet (met stukken) aannemelijk geworden dat de autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen. Verder is in de door eiser overgelegde stukken vermeld dat eiser de opvang vrijwillig heeft verlaten, zonder berichtgeving aan het opvangcentrum, hetgeen voldoende was om het recht op opvangvoorzieningen destijds te beëindigen. Ook is vermeld dat eiser kon klagen bij de directie van de opvang, maar dat hij zonder reden slechts één bijeenkomst heeft bijgewoond en daarover inconsistent heeft verklaard. Dat dit aan psychische problemen te wijten is, is niet aannemelijk. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.