ECLI:NL:RBDHA:2017:8100
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet verwijtbare boedelachterstand
Op 10 juli 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De bewindvoerder had op 2 november 2016 een verzoek ingediend tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling, die eerder was uitgesproken op 7 april 2014. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op 19 januari 2017 gehouden, waarbij de schuldenares en haar raadsvrouw, mr. J.M. Tason Avilla, zijn gehoord. De rechtbank heeft de behandeling uitgesteld tot 24 juni 2017 om de schuldenares de kans te geven haar verplichtingen na te komen.
Tijdens de zitting op 26 juni 2017 werd duidelijk dat de schuldenares, ondanks haar inspanningen, een boedelachterstand had. De rechtbank heeft vastgesteld dat een groot deel van deze achterstand te wijten was aan een eenmalige betaling van nabestaandenpensioen, dat door de budgetbeheerder was aangewend voor andere verplichtingen. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares geen verwijt treft voor de boedelachterstand, aangezien zij in die periode geen inkomen had en haar budgetbeheerder niet adequaat had gehandeld.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de sollicitatie-inspanningen van de schuldenares. Hoewel zij niet altijd aan de sollicitatieplicht voldeed, hield de rechtbank rekening met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een schouderoperatie en het overlijden van haar echtgenoot. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen niet ernstig genoeg waren om de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de boedelachterstand niet te wijten was aan nalatigheid van de schuldenares.