ECLI:NL:RBDHA:2017:8096
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake verblijfsrecht gemeenschapsonderdaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser had op 2 november 2015 een primaire beslissing ontvangen waarin werd vastgesteld dat hij geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan had. Eiser heeft pas op 23 september 2016 kennisgenomen van deze beslissing en heeft op 29 september 2016 bezwaar gemaakt. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet binnen de wettelijke termijn van vier weken was ingediend. Eiser betoogde dat hij niet op de hoogte was van het primaire besluit en dat het besluit niet rechtsgeldig aan hem was uitgereikt.
De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. De rechtbank concludeerde dat het primaire besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij niet op het opgegeven adres woonde. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend en dat er geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de indiener om ervoor te zorgen dat de autoriteiten op de hoogte zijn van hun actuele adresgegevens. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.