In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Poolse nationaliteit houdende vrouw, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een document 'duurzaam verblijf burgers van de Unie', welke door verweerder op 14 juli 2016 werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 2 november 2016 kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 2 juni 2017 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunten toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij gedurende vijf jaar onafgebroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven, omdat zij niet voldeed aan het middelenvereiste zoals gesteld in artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Eiseres heeft aangevoerd dat zij arbeidsongeschikt is en dat haar partner een Wajong-uitkering ontvangt, maar de rechtbank oordeelde dat deze uitkering niet kan worden meegerekend voor het middelenvereiste. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gedaan, maar dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid omdat niet alle ingediende stukken zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Eiseres werd in de proceskosten vergoed.